Edgard Eeckman is voorzitter van de VZW Patient Empowerment. Voorheen was hij 16 jaar communicatiemanager van het UZ Brussel. Hij studeerde communicatiewetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel en is doctor in de media- en communicatiestudies. Hij is gastprofessor over Patient Empowerment aan o.m. de Erasmushogeschool Brussel. Info op www.patientempowerment.be. Edgard is ook creatief actief: www.edgard.be.

Het boek van Lise Vandecasteele ‘Wassen, plassen, slapen, klaar – De crisis in de zorg en hoe eruit te geraken’ is een schreeuw. Vanuit de praktijk klaagt ze aan wat verkeerd loopt in de kinderopvang en de ouderenzorg. Ze vindt dat het beter kan en roept op tot verzet.

Lise Vandecasteele is huisarts bij Geneeskunde voor het Volk in Hoboken en zetelt in de Antwerpse gemeenteraad en in het Vlaams parlement. Haar politieke achtergrond en ideologie kleuren haar visie en haar taalgebruik. Eigenlijk leest haar boek als een uitgebreid pamflet.

Maar dat betekent niet dat het irrelevant is, wel integendeel. Ze staat met beide voeten in de praktijk en het boek strooit veelvuldig met getuigenissen uit de realiteit en refereert geregeld naar studies die haar standpunten bevestigen. In deel 1 buigt ze zich 6 hoofdstukken lang over de kinderopvang. In elk hoofdstuk laat ze een hoofdpersoon, groep of beweging aan het woord. Dat zijn in deel 1 Jeroen Bossaert, Hadewig Van Reempts, Liesbeth Homans, De Dolle Mina’s, Loris Malaguzzi en betogende kinderbegeleiders.

Kinderopvang, een hondenjob!

Vandecasteele klaagt het grote aantal kinderen per begeleider aan: één begeleider voor acht kindjes en twee begeleiders voor achtien kindjes. In Denemarken, Ierland, Malta en Nederland geldt één begeleider per drie kindjes jonger dan een jaar. In Duitsland, Griekenland, Hongarije en Roemenië is de regel één begeleider per vier kindjes jonger dan een jaar. Het aantal kinderen per begeleider zou de belangrijkste parameter zijn voor de kwaliteit van de kinderopvang … Daardoor wordt “een mooi beroep een hondenjob” schrijft ze. Er is minder ruimte voor gehechtheid tussen kinderen en begeleiders en voor ontwikkelingsstoornissen.

Telkens confronteert ze de lezer met enerzijds haar ongezouten vaststellingen en anderzijds de niet ingeloste beloftes van politici. Onderfinanciering en onderwaardering zorgen voor onacceptabele werkdruk, frustratie op de werkvloer en onveilige situaties. Door te vergelijken met landen waar het anders wordt aangepakt, zoals in Zweden, laat ze zien hoe het beter kan. Veel van wat verkeerd loopt, wijt ze aan de neoliberale visie waar “alles vanuit de ouders moet komen” en die resulteert in marktdenken in de zorg, kostenoptimalisatie en “hijgerig winstbejag”. Kinderen grootbrengen is de verantwoordelijkheid van de hele samenleving, vindt ze: “It takes a village to raise a child”, het gaat om “collectieve zorg”. Daar kan ik mij in vinden.

“Commercie en zorg gaan niet samen”

Even geëngageerd pleit ze in deel twee voor een andere aanpak van de ouderenzorg. De situatie daar noemt ze “zorgwekkend”. De 6 hoofdstukken in deel 2 vertrekken van interviews over of met Thea Swinkels, Romina De Amicis, Greet Daems, de verenigde zorgsector, Ingrid vander Veken en De witte woede. Ze heeft het over bandwerk, machteloze, gefrustreerde en boze medewerkers met schuldgevoelens en opnieuw over de ernstige gevolgen van de marktwerking en commercialisatie in de ouderenzorg. Ze legt de financiële dynamiek van enkele grote private commerciële groepen bloot die zich rijk rekenen door bedrijven binnen de groep aan elkaar te laten factureren. Woonzorgcentra gaan finaal failliet maar er is ondertussen door andere bedrijven binnen de groep goed aan verdiend. “Commercie en zorg gaan niet samen,” schrijft ze en dat is duidelijk haar stokpaardje. Ze toont overduidelijk aan hoe het verkeerd kan lopen als marktwerking ongebreideld zijn gang kan gaan.  Haar analyse en ideologie zetten haar aan om zich ongenuanceerd te verzetten tegen vermarkten en privatiseren.

Met alle respect voor haar standpunt ben ik er zelf niet van overtuigd dat commercie en zorg altijd tegenpolen zijn. Enerzijds blinkt de overheid niet bepaald uit in het managen van grote organisaties. Zonder commerciële trigger kunnen medewerkers van overheidsbedrijven zich als onaantastbaar gedragen en doof zijn voor de behoeften van hun klanten, zeker als ze een monopoliepositie innemen. Anderzijds is het onterecht om alle commerciële bedrijven over één kam te scheren. Wel moet er voldoende controle zijn op commerciële bedrijven en in de zorg nog meer dan in andere sectoren. Het gaat daar immers om mensen die op hun kwetsbaarst zijn. Wie er niet voor kan betalen, moet eveneens kwaliteitsvolle zorg kunnen krijgen. Marktwerking moet in de zorg dus wel begrensd worden.

Ook Lise Vandecasteele verzet zich tegen de “gemene mythe” alsof ouderen “haast geen volwaardige mensen zouden zijn”.

 

 

Hoogstnodig

Lise Vandecasteele is activistisch en dat siert haar. Ze geeft een stem aan ervaringen uit de praktijk die ogen kunnen openen. En ik ben het volmondig met haar eens: het is hoogstnodig. Een relevant boek!

EPO wil debatten over maatschappelijke onderwerp aanzwengelen en noemt zichzelf een uitgever “voor wie niet alles slikt”. Het boek van Lise Vandecasteele sluit aan bij die filosofie. Eerder recenseerden we van EPO ook ‘Ze draaien ons zot. Langer werken, ratrace, burn-outs’ van Kim De Witte.

 

‘Wassen, plassen, slapen, klaar – De crisis in de zorg en hoe eruit te geraken’ werd uitgegeven bij uitgeverij EPO en telt 221 pagina’s. ISBN 978 94 6267 450 9 – Info en bestellen.

Nog niet geabonneerd op onze nieuwsbrief?

De nieuwsbrief heeft geen vaste periodiciteit. Het enige criterium om hem te versturen is de relevantie van de informatie. We spammen niet! Al geabonneerd? Excuses voor deze herinnering.

Je hebt succesvol gesubscribed!