Het Nederlandse NIVEL-instituut stelt vast: dankzij veel inspanningen zijn patiënten beter in staat om mee te beslissen, maar ze beslissen vandaag niet meer mee dan vijf jaar geleden. Dit blijkt uit een deelstudie van de Nivel Transparantiemonitor waarin onderzocht werd hoe mensen het samen beslissen ervaren.
In de afgelopen vijf jaar zijn er in Nederland veel initiatieven geweest om patiënten meer in staat te stellen om samen met hun arts te beslissen over welke behandeling het beste bij hen past. Denken we maar aan de breed gedragen en knappe campagne ‘Samen beslissen’ (zie de afbeelding hieronder).
Uit een deelstudie van de Nivel Transparantiemonitor, waarin onderzocht werd hoe mensen het samen beslissen ervaren, blijkt nu dat dit niet heeft geleid tot een toename van dit “samen beslissen”. Wel blijkt dat patiënten iets meer in staat zijn om samen te kunnen beslissen. Dit zou te danken zijn aan het gebruik van (uitkomst)informatie en keuzehulpmiddelen over de kwaliteit van zorg.
In 2023 geeft de helft van de ondervraagde patiënten aan dat de arts met hen een afspraak maakt over het vervolg van hun behandeling (56%). Daarnaast merkt meer dan de helft van de patiënten dat de arts hen helpt alle informatie te begrijpen (64%). Patiënten zien minder vaak dat de arts van hen precies wil weten hoe zij betrokken willen worden bij het nemen van een beslissing over hun behandeling (37%). Ook vinden patiënten dat de arts de verschillende opties niet grondig samen met hen afweegt (37%). Deze ervaringen van patiënten blijken in de afgelopen vijf jaar niet veel veranderd.
Wat belemmert volgens jou samen beslissen?
Het is nochtans wetenschappelijk aangetoond dat een zorgvrager mee laten beslissen bijdraagt tot de therapietrouw.
Wat belemmert volgens u samen beslissen? En hoe kunnen we de hindernissen zo klein mogelijk maken? Geef uw reactie onder dit artikel of mail naar info@patientempowerment.be.
In het kader van deze vraag is de whitepaper van HealthNest ook relevant. Immers, wellicht is gezondheidsgeletterdheid ook belangrijk om mee te kunnen beslissen.
Een goede communicatie komt van twee kanten tegelijk. In die “tegelijk” zit zowel het probleem vervat als de oplossing. Ongelijkheid is inherent aan de zorg: de zorgverlener speelt altijd een thuismatch én heeft door zijn grotere kennis en betere toegang tot informatie meer macht dan de zorgvrager. Dat induceert een gevoel van ongelijkwaardigheid, waarin de zorgvrager onvermijdelijk afhankelijk is. De wet op de rechten van de patiënt stipuleert wel dat de arts alle relevante informatie aan de patiënt moet geven en dat de patiënt het recht heeft om een onderzoek, medicijn of behandeling te weigeren. Maar tegelijk zegt de wet dat de arts bepaalt welke informatie relevant is. Het veronderstelt bijgevolg van de arts een zeer grote integriteit om de patiënt volledig te informeren. Bovendien hebben alle besluiten, zowel die van de arts als die van de patiënt, gevolgen voor het inkomen van de arts en de financiële gezondheid van het ziekenhuis. In dit kluwen is het belangrijk dat beide spelers op een evenwaardige manier de spelregels opstellen en volgen. Het vraagt een eerste aanzet en een zekere mate van empathie de arts, een uitnodigende en patiëntgerichte organisatie om de patiënt aan te zetten volledig en eerlijk te zijn ten opzichte van de arts. Het vraagt van het onderwijs dat er een betere positieve kennis van het eigen lichaam wordt onderwezen. Niet alleen wat ongezond is, maar vooral waar alle organen zitten, waar ze voor dienen en dat mensen hun eigen lichaam moeten kennen zodat ze weten wanneer ze zich zorgen kunnen maken. Opvoeden tot verantwoordelijkheid is belangrijk. Weet wat je doet als je experimenteert, maar weet vooral dat de gevolgen voor jezelf zijn. Helaas vaak ook niet alleen voor jezelf. Ook je naaste omgeving lijdt daar soms onder. Aan de arts is het om uit te leggen wat de gevolgen zijn van een aandoening of een ziekte, wat de mogelijkheden zijn om te behandelen (ook in andere ziekenhuizen), wat de mogelijke gevolgen zijn van de behandeling. Een arts zou bij een bewuste en wilsbekwame patiënt niet in zijn of haar plaats mogen bepalen wat goed is en wat niet, tenzij de patiënt zelf aangeeft dat hij het liever niet weet. Een mens van vijftig maakt vaak ook andere keuzes dan iemand van tachtig. Ook in die situaties moet het besluit door beide partijen gedragen worden. Behalve in acute levensbedreigende situaties waarin een patiënt niet bij bewustzijn is, is het beter om de patiënt enkele dagen bedenktijd te geven als hij of zij twijfelt.
Tot slot: wat routine is voor de arts is dat meestal niet voor de patiënt. Dat wordt bijgevolg niet altijd als een geruststelling ervaren. Het vergroot de kansen op succes maar in de geneeskunde zijn geen garanties. Ook dat moeten patiënten weten bij het afwegen van hun argumenten.
Wederzijds respect kan alleen bestaan op basis van wederzijds vertrouwen. Patiënten moeten daarom eerlijk zijn over hun toestand, levenswijze en motivatie om die eventueel te veranderen, gebruik van medicijnen, angsten, hoop, kennis, kortom over alles wat van belang kan zijn om samen tot een besluit te komen. Iemand die niet van plan is om de behandeling te volgen, kan dat beter gewoon vertellen en afwegen of het in dat geval zin heeft om controle afspraken te laten boeken.
Als dat een levensverkortende keuze blijkt te zijn, dan is het noch aan de patiënt, noch aan de arts om daar verwijtend over te oordelen. De verantwoordelijkheid is inherent aan de keuze.
Ieder millimeter vooruitgang in meer gelijkwaardigheid is een stap in een menswaardiger zorg aan de kant van de zorgverlener en een bewuster omgaan met de eigen gezondheid aan de kant van de patiënt.