Herman Hillen is 67 jaar, opvoeder van opleiding. Door zijn voortschrijdende immobiliteit, vormingswerker, van energieke WZC animator inbindend naar sound & light engineer in een auditorium, DOKA-medewerker, museumbewaker, fotoklasseerder, registrator van de werkuren van collega’s (verplicht op pensioen in 2015 omdat het toilet niet kon aangepast worden aan zijn handicap). Hobby’s: disc Jockey, Ijscrèmeverkoper, zanger-manager van een coverband, percussionist (ook percussietherpie bij ouderen met dementie), ontdekker en manager van Slagerij van Kampen, organisator van optredens (nog steeds in het WZC), acteur-activist bij theatergezelschap KOPSPEL, internationaal reiziger met de rolstoel. Herman is ook bestuurslid van GRIP, een vzw die streeft naar Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap.

De nieuwe generatie van residenten in woonzorgcentra is niet meer zo volgzaam en dat is ook goed zo.

 

Laat ik eerst dit zeggen:
ik ben er heilig van overtuigd dat eenieder die in de zorg werkt of ervoor studeert,
dat doet met de allerbeste bedoelingen: mensen helpen.

Op dit ogenblik is er in de woonzorgventra (WZCa) een nieuwe generatie op komst, de eerste zijn er al. Ik behoor tot die generatie van ‘Babyboomers’, geboren tussen 1946 en 1964, vlak voor het Beatles- en Stones-tijdperk, vlak voor de Flower power.

We leefden in een tijd van stijgende welvaart en economische groei na WO II. Voorheen hadden enkel de notabelen een auto en door welvaart werd hij voor iedereen beschikbaar. Televisie volgde dezelfde weg. Het was ook de weg naar individuele vrijheid. Daardoor zijn we misschien verwend, maar tegelijk ook energierijk en strijdvaardig … we stonden op onze rechten.

In de Vlaamse jaren zestig, de zogenaamde ‘protestjaren’, groeiden we op in een wereld van overvloed. Veel was niet genoeg. We beleefden een ongelooflijke technische en industriële revolutie.

De evolutie kon niet snel genoeg gaan en gaat vandaag almaar sneller, in 2025 wordt het digitale leven opgedeeld in seconden. Wandelaars lopen met hun kop in de GSM, alsof hun leven ervan afhangt, soms ook ten koste ervan.

Vanaf 1984 werkte ik voor het OCMW in rusthuizen. Er leefden er nog ouderlingen geboren rond de eeuwwisseling.  De WZC-bewoner van de jaren 80 was een vrij volgzame persoon, met respect voor de directie. De huidige directies moeten dat respect verdienen. Respect is niet meer automatisch inherent aan de status van directeur.

En dan vraag ik me af: is de nieuwe generatie WZC-bewoner nostalgisch? Of kijken de (nu) Seniorboomers enkel maar vooruit, naar de toekomst en laten ze het verleden voor wat het was? Dat is een heel persoonlijke vraag die ik dus enkel voor mezelf kan beantwoorden.

Plots werd mij gevraagd of ik nog pipi moest doen …

Door mijn neurologische aandoening, waardoor ik acht jaar geleden, haast per ongeluk, in een WZC terecht kwam, werd ik vanuit het vrije Braziliaanse leven gekatapulteerd naar deze wereld, een wereld die ik dacht te kennen. Ik had nog plannen met videotapes, muziekcd’s, foto’s, dagboeken vanaf mijn16de, enz. die ik had opgespaard. Plots had ik bijna niets meer, enkel spulletjes die in mijn kamertje konden. Al mijn werkmateriaal lag nog in mijn huis in Antwerpen.

Een verzorgster vroeg op een ochtend of ik pipi moest doen, en daarna: “Wanneer gaan we in bad?” Was deze volwassene ernstig? Op zulke vernederende wijze tegen (niet met) een mens praten die haar vader had kunnen zijn? Mijn geijkte antwoord is ondertussen: “Kindjes doen pipi, volwassenen plassen of gaan naar toilet” en “WE gaan niet in bad, maar IK ga in bad en jullie ‘mogen’ me wassen.” Van de ene dag op de andere werd ik herleid tot een hulpbehoeftige ouderling zonder stem, ik zetel verdorie in Brussel in een Raad van Bestuur van een Gelijke Rechten organisatie.

Ik verloor mijn identiteit, ik leefde als 59-jarige tussen personen die mijn ouders konden zijn en die ziek, depressief of apathisch in hun zetel zaten.  Daar werd ik niet echt vrolijk van.

Ik had net een boeiende trans-Atlantische liefdesrelatie achter de rug en probeerde zo goed ik kon te bruisen van energie. Maar ik was zelf een depressie nabij en ik deed niets meer. De WZC-activiteiten waren voor de 80ers in huis …

Ik verwierp alles, uit protest omdat ik hier beland was.

De onrustige, mondige generatie komt eraan!

Ik had van 1984 tot 1995 uitgebreid kennisgemaakt met wat toen een rust- en verzorgingstehuis of RVT heette (nu WZC).

Toen al zei ik: “Als ik oud, versleten, doof en blind ben, en ik verblijf in een RVT, wil ik als animatie geen accordeonmuziek, maar loeiharde Deep Purple of Led Zeppelin, Jethro Tull en zeker Slade (maar aub niet de hele dag 😉), en eigenlijk alle muziek uit de 60ies en 70ies die begin jaren 2000 op Radio 1 werd gespeeld.”

Ik denk dat de nabij-toekomstige WZC-bewoners anders in het leven zullen staan dan de huidige: langere wildere haren, rokend en misschien zit er hier en daar wel een jointje tussen. Ik merk nu ook al een verschil in kledij van de bewoners: geen saaie, lelijke kleedjes, stijlloos, ouderwets, maar vrolijke, gemakkelijke, sportieve, cosy, … kledij.

Mijn mondige generatie – de onrustige zal ik ze noemen – zal niet met zich laten sollen en zal op haar rechten staan. Zij is zich ervan bewust dat het anders kan en zou moeten. Ze hebben ervaring opgedaan met hun eigen ouders die ze naar een WZC brachten.

Als mindere behandeld worden …

Dit moet mij ook van het hart: er zijn personeelsleden en jongeren die hun ouderen behandelen als minderen. De kinderen moeten vaak meebetalen aan de factuur voor het verblijf in een WZC en de ouders voelen zich hier vaak schuldig over terwijl ze dat zelf nooit gewild hebben. Een eigen keuze is het immers meestal niet. Lieve Flour illustreert dat in haar boek ‘Ik werd kamer 235’.

Ik heb nog geweten dat kinderen een keer per maand op bezoek kwamen, niet voor de ouders, maar voor het zakgeld: cashen en wegwezen. Onlangs had ik een gesprek met een personeelslid van een WZC en blijkt dat dergelijke situaties nog veel voorkomen. Dat schrik ik van. Ik dacht dat men onderhand wel het fatsoen had om ouders te eren.

Mijn gedachten gaan ook naar ouders en kinderen die al jaren in ruzie leven. Er is onderhoudsplicht en dat kan tot zware conflicten en erge morele en emotionele schade en financiële problemen leiden. Dat alles in de laatste levensfase waar de ouderen werd beloofd dat ze zich geen zorgen meer moeten maken.

De nieuwe generatie senioren

Dat zijn wij, dat ben ik, een babyboomer. Als handicapactivist leerde ik dat massaal op straat komen impact kan hebben, daar is bijvoorbeeld de Witte Mars (1996, België) een illustratie van. Na die grootschalige protestmars tegen het wanbeheer bij het gerecht in de zaak-Dutroux volgden fundamentele hervormingen van politie en justitie. Organisatoren benutten het momentum om concrete politieke doelen te stellen en elites te mobiliseren. Daarop volgden gesprekken met de overheid en Childfocus zag het licht. Op straat komen kan dus helpen, misschien en masse, waarom niet bewoners en personeel samen?

Jammer dat ouderen vaak immobiel zijn, en moeilijk samen met velen op straat kunnen komen in Brussel. Alhoewel, voor alles bestaat een oplossing, als je maar genoeg mensen kan motiveren.

Er zijn er ook anderen

Ik merk gelukkig dat er ook veel verzorgenden zijn die het ook anders willen. En waarmee je kan praten of die vragen stellen. Daarstraks vroeg een jonge verzorger:

“Waarom plas je in een plasfles? “
Antwoord: “Omdat ik niet kan rechtstaan.”

Een simpele vraag met een simpel antwoord. Het is niet veel, maar de nieuwsgierigheid als bron van interesse, vind ik een goeie zaak.

Personeel stelt te weinig vragen over wie we zijn, wat we gedaan hebben in/met ons leven, terwijl, wanneer ik uit interesse die vraag stel, er heel wat te vertellen valt. Dat kan een waardevolle band scheppen.

Winststreven …

Maar gaat dit alles op kunnen tegen de machtige geldmachines die de beleggersverenigingen zijn, groepen personen die geïnvesteerd hebben in een holding die WZCa louter als een bron zien van winst? Zij stippelen het beleid uit zodat hun investeringen opbrengen. Deze denkrichting komt niet ten goede aan WZC-residenten.

Het gevolg laat zich raden: WZC-bewoners worden kalm gehouden (al dan niet met medicatie). Als de bewoner geen moeilijkheden veroorzaakt en ogenschijnlijk tevreden is met drie maaltijden per dag die zo goedkoop mogelijk zijn, is alles in orde …

Ik heb de wijsheid niet in pacht. Wel heb ik ideeën over hoe het zou kunnen of over de lacunes, het gemis dat ik ervaar.

Er is veel betutteling. Ons, wij, de bewoner, de gebruiker heeft een leven vol goede en slecht dingen en ervaringen achter de rug die ons gemaakt hebben tot wie we zijn. Ik voel daar te weinig empathische houding voor. Een uitzondering daargelaten, ervaar ik te vaak betutteling, niet eens echte bezorgdheid. Misschien is dat iets voor de opleiding. Een opleiding in begrijpend, empathisch, analyserend luisteren bijvoorbeeld, eventueel tijdens bijscholingsmomenten in de loop van de loopbaan … of tijdens briefings en evaluaties over onbegrijpelijke reacties van residenten met de vraag: “Waarom reageert een mens op de manier? Komt dit voort uit zijn verleden of vloeit het voort uit een ziekte?”

Niemand heeft ooit gezegd dat werken met ouderen gemakkelijk is. Elke persoon is een complex wezen, waar psychologen en andere therapeuten soms hun tanden op breken …

Maar een gepaste attitude is al een goed begin.

Aanbevolen lectuur

In ‘Ik werd kamer 235, Leven in een woonzorgcentrum en hoe het anders kan’ observeert Lieve Flour scherp. Ze schrijft met flair en humor en spaart niemand. Ze deelt wat goed gaat, benoemt wat beter kan, en geeft ondertussen mooie complimenten aan wie dat verdient. Haar boodschap? Zorg draait om meer dan regels en routines – het gaat om respect, betrokkenheid en menselijke waardigheid.

Dit boek is een aanrader voor iedereen die met ouderenzorg in aanraking komt – van zorgverleners en familieleden tot beleidsmakers en geëngageerde lezers. Het staat vol leerrijke reflecties, concrete ervaringen en suggesties voor verbetering. 

Een krachtige stem uit de praktijk, die raakt, prikkelt en inspireert tot empowerment in woonzorgcentra. Het werd uitgegeven door Politeia, telt 254 pagina’s en bevat talrijke illustraties van Lieve Flour zelf.

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrief.

De nieuwsbrief heeft geen vaste periodiciteit. Het enige criterium om hem te versturen is de relevantie van de informatie. We spammen niet! Al geabonneerd? Excuses voor deze herinnering.

Je hebt succesvol gesubscribed!

Ga naar de inhoud