Lieve Flour – Merk: Boomer – Bouwjaar 1944 – Max. snelheid: ca. 3 km/uur. Twintig jaar mantelzorg en een reeks eigen aandoeningen waarvan de combinatie moeilijk op een bevredigende manier te behandelen blijkt, hebben haar een schat opgeleverd aan ervaringen in de zorg. Zowel over hoe het kan als hoe het vooral niet moet. In de hoop dat ook anderen daar wat aan hebben, wil ze die graag delen.
Wat zorg ervoor dat een woonzorgcentrum goed functioneert? We symboliseren het door het verdelen van taartstukken. Wie krijgt welke spie?
Grafiekjes, ik ben er dol op.
Als voorbereiding van een gesprek met iemand van de raad van bestuur over hoe de bewoners van een woonzorgcentrum hun plaats in de organisatie en hun leven ervaren, heb ik geprobeerd om van ons huis een taartgrafiek te maken.
Ieder van de bestanddelen die een rol spelen in het functioneren van het woonzorgcentrum, vormde één van de spieën van de taart. Hoe belangrijker voor de werking of voor de communicatie, hoe breder de spie. Vier spieën had ik in gedachten: de overheid en de leiding van de zorggroep, het gebouw en zijn uitrusting, het personeel en tot slot de bewoners. Waarom? Omdat die vier entiteiten naar mijn idee het best de complexe interacties binnen de werking van het geheel vertegenwoordigen.
Twee belangrijke stukken
De overheid is belangrijk omdat ze allerlei regels oplegt voor het gebouw, de (brand)veiligheid en hygiëne, de temperatuur van de maaltijden en nog veel meer. De leiding van de organisatie heeft met de overheid het meest te doen en zet die regels om in de praktijk. De inspectiediensten gaan vervolgens na of dat inderdaad gebeurt. Dat is allemaal bedoeld voor ónze veiligheid. Alleen vragen ze daar ons idee niet over.
Hoe raar het ook mag klinken, ook het gebouw en de uitrusting ervan hebben een invloed op het geheel. Want naast de eisen van de overheid, wil de leiding ook dat de zorg zo efficiënt mogelijk kan verstrekt worden. Dat heeft dan weer een invloed op de inrichting en de ligging van de kamers en de technische ruimtes, op de looproutes, op deuren, ramen, bedden en toiletten, op badkamers en keukens, de bellen en de hulpmiddelen. Beknopt uitgedrukt: de omgeving waarin wij – hopelijk – nog enkele jaren van ons leven zullen slijten. Maar of wij dat ook aangenaam wonen vinden, mag alleen Joost weten, want óns hebben ze bij de bouw niet geraadpleegd.
Het personeel, een belangrijke spie!
Het personeel, natuurlijk speelt het personeel een enorme rol in de zorg. In de dagelijkse routine speelt het legertje zorg- en andere kundigen zelfs zo’n hoofdrol dat ons leven min of meer draait om hun werkrooster. Ze doen op verschillende niveaus niet alleen alle dingen voor ons die wij niet meer kunnen, maar proberen ons ook gezond en fit te houden, voeden ons en betrekken ons met wisselend succes bij een waaier aan activiteiten. Ze zijn daar elk op hun eigen niveau voor opgeleid en ze hebben daar examens voor afgelegd en een getuigschrift of diploma voor veroverd. Dat hebben ze allemaal doorstaan en bereikt om óns de beste zorgen te kunnen geven. Maar hoe wij daarnaast bejegend willen worden of hoe wij ons verdere leven zien, heeft niemand ons gevraagd.
En dan natuurlijk, wij, de bewoners.
Euh … wacht eens even. Want onze invloed, wat is die ook weer?
Waar gaan wij eigenlijk over? Wat hebben wij hier nog aan toe te voegen nu de bevoegdheden verdeeld zijn?
In “mijn” woonzorgcentrum is de gemiddelde doorlooptijd drie jaar. Bijna had ik doodlooptijd geschreven. Dat is lang. Drie jaar waarin wij niet genezen van onze aandoeningen en kwaaltjes. Alles wat er nog kan gedaan worden, is het verzachten van onze ongemakken en het min of meer in stand houden van onze levenskwaliteit.
Maar wie wij zijn, wat onze achtergrond is, hoe we het liefst bejegend willen worden, wat we voor onze beperkte toekomst nog belangrijk vinden: niemand die het ons vraagt.
Voor ons wordt geen spie opzij gehouden, de taart is al verdeeld. Wij lijken er niet te zijn.
Goed dat ook de bewoners van een WZC inspraak krijgen en gehoord kunnen worden… Patient Empowerment geeft hiervoor de aanzet. In vele WZC’s worden hiervoor al voorzichtige stappen gezet…
Interessante blog. Het is duidelijk dat bewoners en familie geen genoegen meer nemen met woonzorgprofessionals die “alleen maar hun best doen”. Een open communicatie en een gelijkwaardige positie van zorgvrager en -gever is een begin. Maar waar zitten bewoners- en familieleden ook mee in bestuursorganen van ouderenzorgvoorzieningen?
Het is duidelijk dat bewoners en familie geen genoegen meer nemen met woonzorgprofessionals die “alleen maar hun best doen”. Een open communicatie en een gelijkwaardige positie van zorgvrager en -gever zijn een begin van oplossing tot excellente dienstverlening. Bewoners- en familieleden zijn nog te weinig vertegenwoordigd in bestuursorganen van ouderenzorgvoorzieningen.
Dat is beslist waar in het wzc waar ik woon. Daar zijn twee overleg- en participatieorganen: de bewoners/gebruikersraad enerzijds waar vooral de kleine ergernissen aan bod komen en de woonzorgraad die na Corona nog maar net weer opgestart is. Op de eerste mag iedereen aanwezig zijn, de tweede bestaat uit vier bewoners en een moderator. Op geen van beide vergaderingen is iemand van de staf of de directie aanwezig. Verder mag iedereen, ook het personeel, op de gebruikersraad binnen en buiten lopen en zelfs deelnemen. Wanneer het personeel bijeenkomt, zijn alle deuren hermetisch gesloten en er is geen enkele vertegenwoordiger van de bewoners toegelaten, zelfs niet als waarnemer.
De woonzorgraad bekijkt ruimere en algemene aandachtspunten, zoals veiligheid, privacy, de kwaliteit van de zorg en de maaltijden, vanuit het standpunt van de bewoners. Het is niet helemaal duidelijk wat er met de aanbevelingen en besluiten gebeurt en ook hier zit er niemand van de staf noch van de directie aanwezig.
Bij mijn weten is er op kader- en managementniveau ook geen enkele vertegenwoordiging van de bewoners, zelfs niet als waarnemer.