Het bedrijven van een moderne geneeskunde in evolutie vraagt naar meer controle, maar dat kan neveneffecten hebben die niet altijd in het belang zijn van de patiënt.
De geneeskunde ondervindt voortdurend de invloed van nieuwe inzichten, nieuwe ontwikkelingen, nieuwe technieken. Dit doet zich voor op inhoudelijk maar ook op organisatorisch vlak. Wij zijn daar uiteraard zeer blij om.
Zo is er een groeiende beschikbaarheid aan diagnostische en therapeutische middelen. Ziekten kunnen sneller en met meer zekerheid herkend worden, bestaande behandelingen worden aangevuld of verbeterd, en het ontrafelen en beter begrijpen van mechanismen van ziekte leidt tot de introductie van nieuwe en vernieuwende therapieën. Zo een evolutie is natuurlijk gunstig, want dat geeft hoop en betere vooruitzichten voor velen.
Weloverwogen management
Natuurlijk kost vooruitgang ook geld. Onderzoek moet gefinancierd worden, nieuwe geneesmiddelen moeten verkocht worden met het oog op winst die deels terug kan geïnvesteerd worden, zorgverstrekkers moeten betaald worden, ziekenhuizen moeten draaien enzovoort. De overheid moet daarbij waken over een budget dat toelaat om de alsmaar complexer wordende zorg toegankelijk te blijven houden voor iedereen. Geneeskunde organiseren op een doelmatige wijze vergt dus ook een vorm van weloverwogen management dat rekening moet houden met de soms precaire financiële balans. Gezondheidszorg is onvermijdelijk ook business.
Aldus kreeg de geneeskunde er doorheen de tijd een dimensie van “controle” bij. Niet in de betekenis van toezicht of bemoeienis, maar in de betekenis van beheersing. Technologische hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld aangeleverd door artificiële intelligentie en robotica, laten een nog snellere en betere toepassing van diagnostiek en behandeling toe. En, het rationaliseren van processen in ziekenhuistrajecten afgelegd door patiënten, verhoogt de efficiëntie van de vaak complexe zorgverstrekking. Ook hier maken meer inkomsten investering mogelijk in nog meer en betere zorg, wat zonder meer goed is.
Glijdt “verlenen van zorg” soms af naar een visie op “productie van zorg”?
De keerzijde van de medaille is evenwel dat de visie op “verlenen van zorg” soms afglijdt naar een visie op “productie van zorg”. Hoe kunnen wij meer doen op minder tijd met evenveel (en soms zelfs minder) mensen maar met garantie op dezelfde of liefst betere kwaliteit? Op een rationele manier de productie opdrijven vraagt méér vastgelegde procedures gebaseerd op gestandaardiseerde protocollen. Dit houdt echter het risico in dat denken plaats ruimt voor doen, en dat “zorgverleners” meer letterlijk “zorgwerkers” worden.
Als ik stilsta bij de betekenis van deze twee termen, en hoe die te interpreteren, dan associeer ik intuïtief het aspect van “zorg dragen voor” bij de term zorgverlener, eerder dan bij zorgwerker.
Maar misschien kunnen wij het verschil pas voelen als wij zelf patiënt worden, en onze gezondheid mee in de handen komt van professionals, die per definitie deelnemen aan het zorgproces. Wij hebben dan inderdaad behoefte aan “de beste zorg”, maar daar hoort ook het gevoel bij dat er iemand is die zich ook het meest hyperindividuele deel van die zorg ter harte neemt. Geen procedure of protocol kan dit aspect van zorg verzekeren. Het is wat er aanwezig is in de relatie tussen de individuele patiënt en de individuele zorgverlener. Het is dat wat van zorg zorg maakt.
“…for the secret of the care of the patient is in caring for the patient.”
Francis W.Peabody, MD in JAMA, 1927, March 27; 88(12): 877-882.
Deze blog werd geschreven in het kader van de campagne.