Edgard Eeckman is voorzitter van de VZW Patient Empowerment. Voorheen was hij 16 jaar communicatiemanager van het UZ Brussel. Hij studeerde communicatiewetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel en is doctor in de media- en communicatiestudies. Hij is gastprofessor over Patient Empowerment aan o.m. de Erasmushogeschool Brussel en als wetenschapper aangesloten bij de VUB-onderzoeksgroep ECHO over Media, cultuur en politiek. Info over Edgard op www.edgard.be.

De oude moeder van Roos neemt voor haar hartprobleem bloedverdunners en nog andere medicatie. Denkt Roos.

Roos komt in een babbel met haar moeder toevallig aan de weet dat ze de geneesmiddelen die ze zou moeten nemen voor haar hartprobleem, al heel lang niet slikt. Ze neemt bloedverdunners en nog andere medicatie, zo dacht Roos. “Wat doe je dan met al die pillen?” vraagt Roos haar. “Weggooien,” is het verbazende antwoord.

Dat is niet verstandig, denkt een mens dan spontaan. Maar misschien heeft ze er een goede reden voor? Haar moeder is helder van geest, ze weet wat ze wil. Bloedverdunners wil ze slikken, andere pillen niet. Dat zei ze steevast aan de verschillende artsen waar ze bij terechtkwam en telkens weer vonden die dat ze dat wél moest doen. Ze schreven haar daarom de medicatie voor en moeder ging ze schijnbaar gehoorzaam halen bij de apotheker. Om ze vervolgens niet in te nemen zonder dat aan iemand te zeggen, zeker aan haar artsen niet.

Vandaag heeft ze eindelijk een arts te pakken die wél met haar standpunt rekening houdt: hij schrijft haar enkel de bloedverdunners voor en die neemt ze. Hij heeft haar gesuggereerd om in de plaats van die andere geneesmiddelen geregeld een controle te laten uitvoeren. En dat wil ze wél doen.

“Vertrouwen,” zegt Roos mij, “daar draait het om.”

Jan is een patiënt die streng op zijn voeding moet toezien. Hij veegt daar zijn laars aan en maakt doorlopend ongezonde sier. Maar twee weken voor elke controleconsultatie houdt hij zich aan een zwaar dieet om op de valreep en op recordtijd toch aan de gezondheidscriteria van de arts te voldoen.

Dat Jan ook zichzelf bedriegt, is duidelijk, maar het is tegelijk een illustratie van een gebrek aan vertrouwen tussen beide. Als je als zorgvrager een behandeling niet haalbaar vindt, moet je dat open kunnen zeggen zonder bang te zijn voor een belerende blik of een aanmanend vingertje van de zorgverstrekker. Zorgverstrekkers peilen op hun beurt ook naar de motivatie van hun zorgvragers en ze trachten die motivatie intrinsiek te maken.

Er waren eens twee vrouwen in een tweepersoonspatiëntenkamer …

Er waren eens twee vrouwen in een tweepersoonspatiëntenkamer, Anke en Marijke noem ik ze, maar het zijn geen fictieve personages. Ze hebben dezelfde ziekte. Ineens blijkt Marijke een onrustwekkend probleem te hebben, haar waarden zijn onverklaarbaar hoog en zorgverstrekkers lopen met allerhande mobiele meetapparatuur nerveus in en uit. Als de rust in de kamer is teruggekeerd, slaan beide dames in het deurgat rustig een babbeltje. “Wat was het probleem, als ik dat mag vragen?” vraagt Anke. “Mijn waarden waren torenhoog en ze maakten zich ongerust.” “En hoe kwam dat?” “Ik heb het hen niet gezegd,” reageert Marijke, “maar ik had in het cafetaria drie kaaskroketten gegeten en ik weet dat dat de oorzaak was.” “Maar waarom heeft Marijke dat niet gewoon aan haar arts gezegd?” vraag ik aan Anke die mij de scène had beschreven. Ze durfde niet of zoiets, was het vage antwoord.

Vertrouwen dus, ik ben het helemaal met Roos eens.

Alhoewel de relatie zorgvrager-zorgverstrekker vaak een vertrouwensrelatie wordt genoemd, wordt het belang van vertrouwen voor doeltreffende zorg mijns inziens zwaar onderschat. Het betekent in de eerste plaats dat je er als patiënt mag van uitgaan dat de zorgverstrekker het beste met je voorheeft, dat is er een fundamenteel basisprincipe van. De relatie moet je echter ook toelaten om als zorgvrager jezelf te zijn, in al je kwetsbaarheid en imperfectie.

Open & Eerlijk

Wijlen mijn schoonmoeder kwam eens terug van de huisarts met een voorschrift en met geneesmiddelen. Zittend aan de keukentafel zei ze met grote stelligheid dat ze niets zinnens was die te slikken. En ze was ook helemaal niet van plan om dat aan haar huisarts te zeggen.

Een perfecte relatie zorgvrager-zorgverstrekker is open en eerlijk. Beide protagonisten kennen elkaar, ze weten wat ze aan elkaar hebben. De zorgvrager is overtuigd van de kennis en vaardigheden van de zorgverstrekker. Soms is de zorg zo complex dat het zelfs voor een goed geïnformeerde zorgvrager niet meer te volgen is. Dan moet hij of zij kunnen vertrouwen. Er is wederzijds goede wil om het best mogelijke gezondheidsresultaat te bereiken. De zorgverstrekker coacht en adviseert wetende wat de zorgvrager bereid is te doen en/of kan doen en de zorgvrager vertelt waartoe hij bereid is en of hij deed wat afgesproken was. Als dat niet is gelukt, is er begrip en concrete begeleiding om te helpen. Dit vraagt om wederzijds vertrouwen. Het moet klikken. Een vertrouwensband wordt echter geleidelijk opgebouwd. Ook daarom is het een probleem dat zorgvragers (de wet op de patiëntenrechten ten spijt) minder dan voorheen hun arts kunnen kiezen.

Vertrouwen kan in het technische biomedisch gebeuren van een behandeling een soft en bijkomend aspect lijken. Maar het is er net een essentieel bestanddeel van.

Nog niet geabonneerd op onze nieuwsbrief?

De nieuwsbrief heeft geen vaste periodiciteit. Het enige criterium om hem te versturen is de relevantie van de informatie. We spammen niet! Al geabonneerd? Excuses voor deze herinnering.

Je hebt succesvol gesubscribed!