Gabie Thijs was huisarts, gezondheidswerker en praktijkcoach
Als gewezen huisarts supporter ik hard om ‘empowerment’ een prominente plek te geven binnen het ziekte- en gezondheidssysteem: van het afhankelijk maken vanuit te starre (beperkende) ziektebeelden, … naar het co-regie nemen over een gezond en betekenisvol leven vanuit eigen kracht.
Huisartsen benader(d)en preventie van ziekte en vroeg-opsporing zeer individueel: uitstrijkjes maken, cardiovasculaire risicofactoren monitoren, enz. Mede onder impuls van Vlaamse gezondheidsdoelstelling en dito projecten evolueert dit naar een meer praktijkpopulatiegerichte aanpak (bijvoorbeeld doelgroepen uitnodigen voor griepvaccinatie).
De aanwezigheid en input van sociaal werkers, paramedici en afgevaardigden van het verenigingsleven in de lokale gezondheidsraden van weleer, ervaarde ik als een verrijking voor het discours over ‘preventie’. Het zorgde voor een ‘omdenken’: waar leg je best de focus als je een bevolking aanspreekt? Bij de ziekte of bij gezondheid? Het bevorderen van gezondheid is de meest logische weg. Het ‘dweilen’ (hulp bieden) als de kraan wat minder open staat, zal dan hopelijk ook lichter zijn (voor de ziektezorgsector).
Mensen ‘empoweren’ tot een gezondere leefstijl
‘Gezondheidsbevordering in de huisartsenpraktijken’ kreeg concreet vorm via het project ‘Consultvoeren en gedragsverandering’ (2003-2006). Dat was een project in samenwerking met de toenmalige Wetenschappelijke Vereniging Vlaamse Huisartsen en de locoregionale gezondheidsnetwerken. Motiverende gespreksvoering over de leefstijl stond centraal. Voor artsen wilde dit project een omslag in attitude bereiken: van ‘Ik geef advies (en dat is het)’ naar ‘Ik begeleid’. Motivatie is immers geen wel of niet verhaal, maar iets waaraan gewerkt kan worden. Dit sluit nauw aan bij het ‘empoweren’ van mensen, hen ‘in staat stellen’ tot gezondere leefstijl. Beter voorkomen dan genezen was de rode draad in mijn werkend leven als huisarts en nadien als medewerkster binnen tal van projecten.
Waar in eerste instantie veel energie ging naar de techniek en de stappen in motivationeel werk, werd daarna de ‘betekenisgeving’ door ‘mensen/patiënten’ de belangrijkste focus. Artsen moesten evolueren van ‘mijn betekenis als arts-expert’ naar ‘de betekenis die de patiënt (als expert van zijn leven) aan zijn gedrag geeft’.
Het wetenschappelijk werk rond ‘positieve gezondheid (Machteld Huber – Nederland – 2018) gaf een nieuwe impuls aan het werken met de betekenisgeving van mensen. Gezondheid wordt in dit concept niet langer meer als een doel op zich gezien, maar als een middel om een zinvol, betekenisvol leven te leiden. Van empowerment gesproken!
Teveel ‘defect-georiënteerd’
Eens op pensioen begon ik al schrijvende te reflecteren over een aantal impactrijke levenservaringen.
Ik werd me bewust dat mijn persoonlijke focus, ondanks mijn gezondheidsbevorderende werk, overwegend ‘defect-georiënteerd’ was gebleven. Als hulpverlener bleef ik onderzoeken ‘wat er mis met me was’. Alle begrip voor mezelf. Deze focus is immers een goed getrainde (diagnostische) vaardigheid, die de kern van het artsenberoep uitmaakt. Ze is dus zeer waardevol.
Maar tegelijk voelde ik dat die focus ook valkuil is toen ik als arts zelf een probleem had, want daar kwam ik alleen niet uit. En de defect-oriëntatie werd nog versterkt doordat ik te rade ging bij andere arts-hulpverleners. Dit werkte als een defect-focus in het kwadraat voor mij.
Ook door mijn werk in de medische omgeving kwam ik bijkomend continu in aanraking met projecten (en collega’s) die vooral ziekte-gericht waren (met een explosie van burn-out projecten de laatste 10-20 jaren). De onderdompeling in een (prioritair) deficit-denken knaagde aan mijn veerkracht. Ook de veelal individueel gerichte adviezen (versus het meenemen van context) waren verre van ideaal om mij te ‘empoweren’.
Enkel nu ik het werk geheel achter me liet, slaag ik erin de ‘normale reactie op een abnormale situatie’ doorheen mijn verhaal echt te (h)erkennen.
Wat kan beter en hoe?
Het samenwerken in de praktijken met andere disciplines (psychologen/gecertificeerde coaches) is onontbeerlijk. De ‘automatische piloot’ gaat immers aan bij drukte (die er jammer genoeg veelal is voor artsen). De ziektefocus wint het steeds opnieuw van de focus op gezondheid in al zijn aspecten.
Structurele veranderingen in de gezondheidszorg zijn noodzakelijk. Enerzijds met betrekking tot de ‘ingangspoort en anderzijds met betrekking tot de financiering/terugbetalingen’ in de gezondheidszorg’. Kunnen deze zodanig worden georganiseerd dat ‘eigen kracht en regie’ van meet af aan centraal komen te staan?
Ik stel mij een systeem voor waarin mensen met een hulpvraag in staat gesteld worden zelf te kiezen of ze eerst bij een psycholoog aankloppen (bijvoorbeeld bij een schokkende gebeurtenis of aanslepende angst), bij een fysiotherapeut (bijvoorbeeld bij sportletsels, of gewrichtsklachten) of bij een arts (voor bijvoorbeeld diagnosestelling of infecties), zonder dat dat een verschil maakt in financiële kost voor de zorgvrager. Ervan uitgaande dat elke discipline zijn grenzen kent en bereid is tot onderlinge samenwerking.