Laura De Houwer studeerde gezinswetenschappen. Ze deelt haar eigen ervaringen met psychische hulpverlening, als patiënt en als hulpverlener. Vanuit haar eigen persoonlijke ervaringen engageert ze zich om taboes rond psychische kwetsbaarheid te doorbreken en verbeteringen aan te brengen binnen de zorgsector. Over haar 40 dagen in de psychiatrie gaf ze het boek ‘Ik moest braaf zijn’ uit (Doorbraak).

Laura’s kindje komt op de neonatologie terecht. De behandeling daar staat in scherp positief contrast met haar inhumane ervaring in de geestelijke gezondheidszorg. Vergelijk met haar mee.

Na lang proberen werd ik eindelijk zwanger. Door mijn angst voor ziekenhuizen en hulpverleners, ontstaan na een traumatische opname in de psychiatrie, overwoog ik zelfs even om thuis te bevallen. Mijn man praatte me dat idee snel uit mijn hoofd, en toen ik zes weken te vroeg weeën kreeg, was er al helemaal geen andere keuze meer dan in een gespecialiseerd ziekenhuis onze dochter op de wereld te zetten.

Even dacht ik: ‘Oké, we doen het gewoon, ik zet drie dagen door en daarna gaan we als gezin naar huis.’ Groot was mijn ontzetting toen nog voor de bevalling bleek dat onze dochter enkele weken op de afdeling neonatologie zou moeten verblijven. Meteen werd ik gekatapulteerd naar het verleden. Beelden van die psychiatrische opname verschenen op mijn netvlies. Gevoelens van onmacht, eenzaamheid, angst en ‘vastzitten’ staken de kop op. Ondergaat ons kindje op de neonatologie iets gelijkaardigs? Zou ze het gevoel krijgen alleen te zijn? Zou er wel goed voor haar worden gezorgd? Zou ik mijn dochter mogen zien en knuffelen? Mochten we zelf nog beslissingen nemen? Hadden we inspraak? Ik was ervan overtuigd dat ook deze ziekenhuiservaring in hetzelfde zou eindigen: een drama. Gelukkig bleek het tegendeel waar.

“Rustig en met veel empathie”

Nog voor ik goed en wel in de verloskamer was ondergebracht, werden mijn vaste gynaecoloog en vroedvrouw opgetrommeld. Niet veel later kwam ook de kinderarts al langs. Alle drie legden ze ons rustig en met veel empathie uit hoe alles verder zou verlopen, gaande van de bevalling, de geboorte, tot de opname op de neonatologie. Ze namen de tijd om onze vragen te beantwoorden en om naar onze bezorgdheden te luisteren. Twee jaar eerder, toen ik in de psychiatrie belandde, was zo een begeleiding allesbehalve het geval. Ik werd bij aankomst in het ziekenhuis zonder veel woorden opgesloten in een isoleercel, hardhandig uitgekleed door een tiental hulpverleners en vervolgens alleen gelaten. Iemand om me op te vangen, te troosten of mijn vragen te beantwoorden, was er niet.

Na een nacht vol weeën werd ons meisje zonder al te veel complicaties geboren. Ik mocht haar even vasthouden, waarna ze naar de neonatologie werd gebracht. Mijn man mocht meteen met haar meegaan. Ik werd nog even opgelapt en kon daarna ook onze dochter gaan bewonderen. ‘Wil je haar al vasthouden?’ was de eerste vraag die de verpleegkundige stelde. ‘Mag dat dan?’ vroeg ik. De hoogtechnische couveuse en alle draadjes en slangetjes schrikten me wat af. ‘Ja natuurlijk, hoe meer hoe beter.’ Blijkbaar is lichaamscontact heel goed voor prematuurtjes. Er werd aangeraden dat we minstens een uur per dag aan huid-op-huidcontact deden. We waren ook altijd welkom, dag en nacht, zonder te moeten verwittigen.

Terugkijken op de GGZ

Terugkijkend naar twee jaar daarvoor, was contact met mijn naasten allesbehalve aan de orde. Ik bracht vier dagen door in complete afzondering. Ook de rest van de opname was de familiereflex nauwelijks aanwezig. Bezoekuren en contactmogelijkheden waren gelimiteerd. Mijn man mocht niet dag en nacht langskomen. Hij mocht niet blijven slapen. En mede door de coronamaatregelen, mochten we elkaar zelfs amper knuffelen.

Ook de aandacht en zorg van de hulpverleners was in de psychiatrie beperkt. Daar waar er op de neonatologie één verpleegkundige aanwezig is voor één à twee kindjes, was er in de psychiatrie tijdens de nachten vaak maar één verpleegkundige voor een hele afdeling. Persoonlijke zorg, het opbouwen van een vertrouwensband, snel kunnen inspelen op noden en crisissen; het is praktisch onmogelijk wanneer je er als zorgverlener alleen voor staat.

“Wat me het meest opviel op de neonatologie was hoeveel we zelf mochten doen voor onze dochter”

We mochten ons dochter aankleden, verschonen, een badje geven of een flesje; we kregen telkens weer het vertrouwen dat we dat konden. De verpleegkundige was in de buurt voor het geval we haar nodig hadden, maar ze nam het op geen enkel moment zomaar van ons over. Er werd op de neonatologie gekeken naar mogelijkheden: wat kan er allemaal ondanks de intensieve medische setting? Onze dochter mocht een knuffeltje bij zich houden in de couveuse. We mochten een doekje met mijn geur bij haar leggen. Ze mocht haar eigen kleertjes aan. Ondanks alle draadjes en technische snufjes die op en rond haar aanwezig waren, werd er gezocht naar manieren om het zowel voor haar als voor ons aangenaam te maken.

Ook een isoleercel is een ‘intensieve’ ruimte, wat betekent dat veiligheid voorop staat. Helaas is het zo dat die veiligheidsnorm vaker wel dan niet ten koste gaat van het comfort van een patiënt. Ik mocht geen boek, geen eigen kleren, en zelfs geen knuffelbeer bij me houden. En geloof me, op dat moment miste ik ondanks mijn leeftijd écht die teddybeer. Ook empowerment was ver te zoeken; jezelf mogen wassen zonder toezicht, naar het toilet kunnen gaan zonder dat het op camera werd vastgelegd, of eten wat en wanneer ik wou; het was niet aan de orde.

Onze autonomie werd gesterkt

Op de neonatologie werden we klaargestoomd als ouders om na het ziekenhuisverblijf zelfstandig voor onze dochter te zorgen. We kregen uitleg, tips en adviezen. Er was een duidelijk plan voor opvolging en zowel mijn man als ik voelden ons steeds meer ‘klaar’ om met ons meisje naar huis te gaan en daar aan ons verdere leven te beginnen als gezin van drie.

In de psychiatrie twee jaar daarvoor, werd er niet gedacht aan ‘wat er na’. We kregen geen tips, adviezen of opvolgafspraken. Een plan voor na het ontslag was er niet. Mijn man wist niet hoe hij me kon helpen en wat hij met me moest aanvangen, en eerlijk gezegd wist ik het ook niet. We zochten het dus zelf maar uit, iets waar we op dat moment al wel aan gewend waren geraakt.

Ik weet dat appels niet met peren te vergelijken vallen, maar de clash tussen de beide is wel bijzonder groot. Terwijl het in se gaat over hetzelfde: op een warme, humane manier zorg dragen voor zij die dat het hardst nodig hebben. Ieder van ons heeft binnenin zich zijn eigen innerlijke kind. Laten we onze zorg dan afstemmen op die, vaak kwetsbare, innerlijke kinderen, in plaats van hen te bekijken als ‘gekken’, zoals in de psychiatrie nog te vaak wordt gedaan.

 


Deze blog werd geschreven in het kader van de campagne.

 

Nog niet geabonneerd op onze nieuwsbrief?

De nieuwsbrief heeft geen vaste periodiciteit. Het enige criterium om hem te versturen is de relevantie van de informatie. We spammen niet! Al geabonneerd? Excuses voor deze herinnering.

Je hebt succesvol gesubscribed!