Johan Braeckman doceerde meerdere decennia wijsbegeerte aan de Universiteit Gent. Momenteel is hij schrijver en actief voor de humanistische denktank Kwintessens. Tot zijn meest recente publicaties behoren de boeken ‘Een zoektocht naar menselijkheid’ (met Dirk Verhofstadt, Houtekiet, 2021) en ‘Ezelsoren. Kanttekeningen bij moeilijke kwesties’ (Houtekiet, 2022).

Kritische zin
Kritische zin is in onze digitale samenleving voor ieder mens meer dan ooit aangewezen. Ook voor zorgvragers en zorgverstrekkers is het de sleutel tot goede beslissingen. Filosoof Johan Braeckman legt in een reeks korte besprekingen telkens één denkfout onder de loep.
De menselijke soort is uitstekend in staat om evidente feiten te ontkennen en om wetenschappelijk sterk onderbouwde theorieën te verwerpen. Hoe komt dat en hoe ga je ermee om?
Wie ooit een discussie voerde met een wetenschapsontkenner, weet dat het een bevreemdende ervaring is. Doorgaans denkt men: dit doe ik nooit meer, het heeft duidelijk geen zin en bovendien is het ook behoorlijk onaangenaam. Dat laatste soms in sterke mate, zoals wanneer je met een Holocaustnegationist te maken hebt, iemand die het bestaan van de gaskamers betwist of het aantal slachtoffers minimaliseert. (Shermer & Grobman, 2000) Maar ook iemand die meent dat de aarde plat is en je dat heugelijke nieuws wil inprenten, kan flink op de zenuwen werken.
Betekenis creëren die er in werkelijkheid niet is.
Andere overtuigingen bereiken dan weer eerder een komisch effect, zoals het verhaal dat Paul McCartney in 1966 omkwam bij een verkeersongeval en werd vervangen door een dubbelganger. De andere leden van The Beatles stemden daarmee in, maar voelden zich gaandeweg steeds meer schuldig. Daarom smokkelden ze verborgen boodschappen in de liedjes en de platenhoezen. Zo hoor je John Lennon helemaal op het einde van de song Strawberry Fields Forever murmelen “I buried Paul”, wat voor elke believer in de Paul is dead-complottheorie overduidelijk bewijs is. In werkelijkheid zegt Lennon “Cranberry Sauce”, maar eenmaal “I buried Paul” in je hoofd zit, blijf je het horen, believer of niet. (Reeve, 2004) Het is een eenvoudig voorbeeld van pareidolie, het creëren van betekenis die er in werkelijkheid niet is. (Braeckman & Boudry, 2011)
Bestond Sherlock Holmes echt?
De opvatting dat Paul McCartney al bijna zestig jaar geleden overleed, terwijl zijn dubbelganger nog steeds optreedt, lijkt te gek voor woorden. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat men zoiets kan geloven? Men moet wel dom of gek zijn, of waarschijnlijk beide. Tenzij men beweert dat McCartney dood is, maar duidelijk met een knipoog? Niemand gelooft erin, het is maar een spel. Zoals de diehard fans van Sherlock Holmes, die met een uitgestreken gezicht volhouden dat de grote detective echt bestond, dat Dr. Watson zijn chroniqueur was en Arthur Conan Doyle slechts zijn literair agent. Je zou bijna hopen dat ook wetenschapsontkenners zich in die gespeelde fantasiewereld bevinden.
Noch dom, noch gek
Maar wie zich er even in verdiept, beseft al snel: die mensen die een optreden van Paul McCartney als fake news bestempelen, menen dat. Ik ken zelf iemand die er rotsvast van overtuigd is en er lezingen over geeft. Ook flat earthers en Holocaustnegationisten, net zoals klimaatontkenners, die niet geloven dat de aarde opwarmt, zijn dodelijk serieus. Voor diegenen die niet aannemen dat aids door hiv veroorzaakt wordt, geldt hetzelfde. En voor de tien- tot honderden miljoenen christenen en moslims die niet aanvaarden dat soorten evolueren, is het ook waar. Het merendeel van al die mensen is overigens dom noch gek. Onze soort is blijkbaar uitstekend in staat om evidente feiten te ontkennen en om wetenschappelijk sterk onderbouwde theorieën te verwerpen.
Als het idee onderuit worden gehaald,
gaan aanhangers het dan nog trouwer onderschrijven?
Er is discussie over de vraag of het zin heeft om met ontkenners in debat te gaan. Misschien zijn ze wel helemaal niet in staat om van mening te veranderen? Wie weet maak je het zelfs erger, omdat ze hun opvattingen fanatieker gaan verdedigen, als reactie op kritiek? Daar valt iets voor te zeggen. De cognitieve dissonantietheorie van Leon Festinger legt uit hoe aanhangers van ideeën die onderuit worden gehaald, die ideeën vervolgens nog trouwer aanhangen en zelfs zieltjes winnen. Dat kwam naar voren uit Festingers studie van een doomsday cult, een sektarische groepering die dacht de precieze datum van het einde van de wereld te kennen. Toen die dag aanbrak maar de wereld niet verging, bleef een deel van de groep geloven in de oorspronkelijke voorspelling. Dat is verbijsterend, aangezien het voor eenieder die geen ernstige psychiatrische aandoening heeft, toch zonneklaar is dat de wereld nog bestaat en de voorspelling niet is uitgekomen.
Festinger legt uit wat er gebeurde: al snel na de mislukte voorspelling, vond de leidster van de sekte een verklaring. God spaarde de wereld, net omdat zijzelf en de andere leden van de groep er echt van overtuigd waren dat de wereld zou vergaan. Blijkbaar was God zo opgetogen over die ene kleine groep van ware gelovigen, dat hij de mensheid nog een kans gaf. Zodoende werd het geloof in de voorspelling de reden dat ze niet was uitgekomen. Wie spotte met de believers kreeg te horen dat het dankzij hen was dat die spot nog mogelijk was. Hadden zij niet geloofd dat de wereld zou vergaan, dan was de wereld vergaan. (Festinger, Riecken & Schachter, 1956).
Heeft tegensprekelijke informatie een omgekeerd effect?
De bevinding dat tegensprekelijke informatie een omgekeerd effect kan hebben en degene die kritiek krijgt nog dieper in zijn overtuiging duwt, staat ook bekend als het backfire effect. Wie discussies aangaat met antivaxxers, complotdenkers, creationisten of andere wetenschapsontkenners, heeft het vast al ondervonden. Onze overtuigingen kunnen opvallend immuun zijn voor de feiten of voor wetenschappelijk verworven harde data. (Tavris & Aronson, 2007)
Wetenschapsontkenners van mening laten veranderen, het kan.
Maar lang niet alle aanhangers van de door Festinger bestudeerde goeroe en haar doomsday cult geloofden de uitleg over de onverwachte goddelijke beslissing die de wereld van de ondergang redde. Meerdere leden begrepen dat ze waren misleid en het slachtoffer waren van een illusie, deels door bedrog en groepsdruk, deels door zelfbedrog. Ook het backfire effect is volgens recent onderzoek overdreven of te pessimistisch voorgesteld. Cornelia Betsch en Philipp Schmid publiceerden in 2019 een studie die aantoont dat het wel degelijk mogelijk is om wetenschapsontkenners van mening te laten veranderen. Het hangt er evenwel sterk van af hoe men de wetenschappelijk verantwoorde informatie presenteert. Wie in discussie gaat met een ontkenner en louter feiten op hem afvuurt, zal merken dat ze van hem afglijden als water van een eend.
Als een overtuiging vervlochten is met een identiteit,…
Feiten op zich zijn niet voldoende. Men moet ook uitleggen waar en hoe de redenering van de ander fout loopt en waar zich welke denkfouten bevinden. Daarna is het noodzakelijk om de feiten opnieuw te geven, maar dan opgenomen in een coherent verhaal. Eenvoudig is dat niet, en het succes is mede afhankelijk van de mate waarin believers hun opvattingen als deel van hun persoonlijkheid beschouwen. Als een overtuiging vervlochten is met mijn identiteit, dan ervaar ik kritiek erop als een aanval op mijn persoon. De kunst bestaat erin om duidelijk te maken dat het bevragen van een mening over de kwaliteit van informatie gaat, en niet over de waardigheid van de persoon die de mening heeft. Men valt niet iemand aan, maar stelt een opvatting in vraag.
Iedereen begrijpt hoe lastig dit is, maar het is niet onmogelijk. Het onderzoek van Schmid en Betsch maakt ook duidelijk dat niks doen, met believers niet in discussie gaan, de slechtste optie is. Dat betekent dat men beter geen rekening houdt met het risico op het backfire effect. Als men wetenschapsontkenners niet confronteert met tegensprekelijke informatie, veranderen ze uit zichzelf niet zomaar van opinie. Gaat men wel in debat, dan is er wel degelijk een kans om ze uit hun desinformatiefuik te halen. Die kans neemt toe naarmate men zich bewust is van de wijze waarop wetenschapsontkenning werkt, meer bepaald welke technieken ontkenners gebruiken om vast te houden aan hun gelijk. Ze doen dat overigens niet noodzakelijk bewust.

Wetenschapsontkenning imiteert de sceptische houding van wetenschap.
Net zoals bij andere vormen van onzorgvuldig denken, zoals pseudowetenschap, ligt bij ontkenning de conclusie vooraf vast. Daaruit volgt de rest vanzelf: men zoekt argumenten en gegevens om de reeds bepaalde opinie mee te onderbouwen. Helder denken werkt andersom: we gaan na welke voorlopige conclusies we geldig kunnen afleiden uit betrouwbare waarnemingen en gegevens. Bijzonder aan wetenschapsontkenning is dat ze een taal gebruikt die sterk aanleunt bij die van de authentieke wetenschap, in het bijzonder wat het sceptische aspect betreft. Scepticisme is de standaardattitude in de wetenschap. Je mag alles naar voren brengen of in vraag stellen, maar daar staat telkens een simpel klinkende vraag tegenover: hoe weet je dat? Hoe sterker je bewering, hoe hoger de lat waar je overheen moet. Pseudowetenschappen zoals astrologie, homeopathie, grafologie, oorkaarsentherapie en dianetica blijven ver onder de lat. Maar vaak is wetenschapsontkenning meer verfijnd, om niet te zeggen meer geslepen. Men imiteert de sceptische houding van de wetenschap, samengevat in de formule: “Ik stel maar vragen”. Dat doen wetenschappers immers ook, voortdurend.
De eigen opvatting wordt nooit in vraag gesteld.
De vraag ‘hoe weet je dat’ valt uiteen in duizend deelvragen: waar en hoe deed men deze waarneming, wat zijn de bronnen, wat is de controlegroep, welke statistische methode is er gebruikt, waar is iets gepubliceerd, hoe dikwijls is een experiment herhaald, enzovoort. Wetenschapsontkenners geven aan dat ze precies hetzelfde doen als het over evolutie gaat, of over de effectiviteit en veiligheid van vaccins, over de realiteit van klimaatopwarming, hiv dat aids veroorzaakt, et cetera. In werkelijkheid passen ze pseudoscepticisme toe. Ze hebben geen enkele belangstelling om een wetenschappelijke opvatting in alle ernst te onderzoeken. Het staat voor een creationist reeds a priori vast dat evolutie onbestaande is. Idem wat klimaatopwarming betreft. Dat hiv geen aids veroorzaakt, is voor een ontkenner onbetwistbaar. De eigen opvatting wordt nooit in vraag gesteld. Daarentegen grijpt een ontkenner elk dispuut aan tussen wetenschappers binnen een erkend domein om twijfel te zaaien naar een lekenpubliek toe. Is er één studie die een probleem rapporteert over het gebruik van een vaccin, dan gaat alle focus dáár naartoe. Dat er talloze andere studies zijn die aangeven dat het vaccin veilig is, negeert men.
De ontkenner eist altijd meer wetenschappelijk onderzoek.
Ondertussen legt de ontkenner de lat onrealistisch hoog voor ernstig wetenschappelijk onderzoek. Er mag geen enkele studie zijn die iets negatiefs aangeeft over bijvoorbeeld vaccins of medicijnen. Hoeveel bewijs de wetenschap ook geeft, de ontkenner eist altijd meer, ver voorbij wat realistisch mogelijk is. Zoiets doet zich overigens ook voor bij diegenen die extreem sceptisch staan tegenover de veiligheid van genetisch gewijzigde organismen (ggo’s). Ongeacht het aantal studies dat aantoont dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid of voor het milieu, blijft men alsmaar vragen om nóg meer en nóg strenger uitgevoerd onderzoek. Men vergeet daarbij dat absolute veiligheid vrijwel nooit gegarandeerd is. Dat geldt niet enkel voor ggo’s, maar ook niet voor medicijnen of vaccins, en evenmin voor het drinkwater of komkommers van de biomarkt. (Novella, 2018)
Meningsverschillen zijn niet een bewijs voor de ongeldigheid van een theorie.
Wetenschapsontkenners denken blijkbaar ook dat wetenschappers geen onderlinge controverses mogen hebben over bepaalde aspecten van hun onderzoek. Alsof meningsverschillen een bewijs zijn voor de ongeldigheid van een theorie. Doorgaans is het tegendeel het geval: natuurlijk discussiëren wetenschappers binnen een discipline over van alles en nog wat. Dat wil niet zeggen dat er geen wetenschappelijke consensus is over de kernaspecten van hun theorieën, hun onderzoeksmethodes en over een resem basisinzichten. Zo zijn biologen het eens over de feitelijkheid van evolutie, over het uitsterven en ontstaan van soorten en over het proces van aanpassing aan veranderende omstandigheden. Maar de precieze werking van dit alles, is voer voor discussie. Hoe belangrijk is het mechanisme van natuurlijke selectie? Van seksuele selectie? Van genetische drift? Van DNA, RNA, genetica en epigenetica? Hoe snel gaat evolutie? Is het een gradueel proces, of zijn er lange periodes waarin weinig of niks gebeurt? Over deze en veel andere vragen gaan evolutiebiologen met elkaar in debat, en verder onderzoek moet uitwijzen hoe precies de vork in de steel zit. Soms mondt dat uit in ruzie. Wetenschappers lijken zo nu en dan op mensen, met ego’s en lange tenen, en ze denken graag altijd gelijk te hebben. De beroemde biologen en auteurs Richard Dawkins en Stephen Jay Gould clashten geregeld met elkaar over de wijze waarop evolutie werkt, maar ze stonden zij aan zij in hun strijd tegen het creationisme.
Verdraaien van de wetenschappelijke eensgezindheid …
Wie uit hun discussies afleidt dat evolutie niet bestaat of de evolutietheorie niet deugt omdat zelfs twee van de bekendste biologen redetwisten met elkaar, begrijpt er ofwel helemaal niks van, of is te kwader trouw. Dat laatste is eigen aan ontkenners die wetenschappelijk behoorlijk goed geïnformeerd zijn. Zij zijn beter in staat dan anderen om de bestaande consensus foutief voor te stellen. Zo is er onder klimaatwetenschappers ondertussen nagenoeg volledige eensgezindheid over de realiteit van de opwarming van de aarde, evenals over het feit dat menselijke activiteiten, zoals het gebruik van fossiele brandstoffen, daarin een belangrijke rol spelen. Dat die consensus pakweg veertig of dertig jaar geleden niet bestond, maar gaandeweg steeds groter werd, is belangrijk. Het illustreert dat diegenen met authentieke kennis van zaken, gaandeweg voldoende redenen zagen om de realiteit van de klimaatopwarming te aanvaarden. Naarmate steeds meer studies de hypothese almaar sterker ondersteunen, spreken we niet langer over een hypothese maar over een feit. Dat feit was er al, maar het is nu ook wetenschappelijk aangetoond. De consensus ontstond niet doordat iemand enkele decennia geleden op de wetenschappelijke agenda plaatste dat het kost wat kost moet waar zijn dat klimaatopwarming een feit is. Er waren indicaties dat klimaatopwarming zich voordeed, waarna men onderzoek uitvoerde om te testen of dat klopte. Die studies konden de hypothese ook ontkrachten, maar helaas, dat deden ze niet: de opwarming van onze planeet is realiteit.
Goed geïnformeerde klimaatontkenners nu, zijn handig in het verdraaien van de wetenschappelijke eensgezindheid. In al die duizenden studies die in de loop der jaren zijn gepubliceerd, zijn er onvermijdelijk die in strijd zijn, of lijken, met de gangbare consensus. Ontkenners blazen vervolgens het belang van die studies op, of stellen de zaken verkeerd voor. Stel dat vijf procent van de studies afwijkt van de consensus, dan stelt men het zo voor alsof vijf procent van de klimaatwetenschappers niet aanvaardt dat de aarde opwarmt. Maar afwijkende studies zijn niet hetzelfde als experts die de opvattingen van een grote meerderheid van hun collega’s radicaal afwijzen. Behalve enkelingen die goed vertrouwd zijn met de relevante studies over klimaatopwarming maar die verwerpen, zijn de pseudosceptici enerzijds diegenen zonder enige expertise over klimaatwetenschap, en anderzijds mensen met een al dan niet verborgen agenda, zoals lobbyisten voor de olie-industrie.
Emoties!
Wie debatteert met een wetenschapsontkenner, dient zich ervan bewust te zijn dat men niet met gelijke wapens strijdt. De ontkenner kan slecht geïnformeerd of te kwader trouw zijn, hij kan een verborgen agenda hebben, de bewijslast onrealistisch hoog leggen voor de wetenschap, allerlei retorische trucs gebruiken, de wetenschappelijke consensus verkeerd voorstellen, het belang van een klein aantal studies opblazen of de mening van één afwijkende wetenschapper meer belang toekennen dan die van een overgrote meerderheid van experts. Soms spelen ook emoties een onevenredig grote rol. Wie zich tegen vaccins verzet, kan oprecht zeer angstig zijn voor de mogelijke negatieve gevolgen ervan.
Geloof jij dat de contrails van vliegtuigen in werkelijkheid chemtrails zijn?
Wie echt gelooft dat de contrails van vliegtuigen in werkelijkheid chemtrails zijn, chemische sporen die bewust zijn toegevoegd aan de kerosine om mensen ziek te maken zodat ze de macht en rijkdom van ‘Big Pharma’ vergroten, die moet wel onrust voelen telkens hij een vliegtuig ziet dat extra condensatie in de atmosfeer veroorzaakt. Het vergt de nodige subtiliteit en nuance om zo iemand gerust te stellen. Enkel het proces van condensatie uitleggen, zal niet volstaan. Een mogelijk succesvolle invalshoek, is het extreem onwaarschijnlijke aanstippen van de hele onderneming, mocht er werkelijk van een samenzwering sprake zijn. Het vergt de medewerking van een hele reeks personen om het gif in de kerosine te krijgen. Al die mensen moeten daar vervolgens over zwijgen. Iedereen weet hoe graag mensen roddelen en geheimen doorvertellen, ook nadat ze zelf gezworen hebben dat ze een geheim kunnen bewaren. Dat alleen al maakt het chemtrails verhaal extreem ongeloofwaardig. Een voorspelbare reactie: al die insiders worden zelf bedreigd, om te garanderen dat ze blijven zwijgen. Maar dat betekent dat er nog meer mensen bij het complot betrokken zijn, die ook allemaal hun mond moeten houden. Bovendien zou het gif dat over ons neerdaalt, ook de samenzweerders zelf treffen, evenals hun kinderen en andere geliefden. Of verschuilen die zich allemaal op de dagen dat de vliegtuigen hun vergif over ons uitstorten? Wie daar geloof aan hecht, voegt alweer een extra factor toe aan het rijtje van onwaarschijnlijkheden. Het scheermes van Ockham leert ons dat we best voor de meest eenvoudige verklaring gaan om iets uit te leggen. (McFadden, 2021) Als we wolkachtige sporen in de lucht zien die zijn veroorzaakt door een vliegtuig, zijn er twee mogelijkheden: contrails of chemtrails. Het is evident dat het proces van condensatie een véél meer voor de hand liggende uitleg biedt dan de hoogst complexe samenzweringstheorie die het bestaan van chemtrails veronderstelt.
Wetenschapsontkenning uit angst
Een slotbedenking. Wetenschapsontkenning kan ook voortkomen uit angst voor de mogelijke negatieve gevolgen van een wetenschappelijke vaststelling of theorie. Zo ontstond al snel na de publicatie van Charles Darwins On the Origin of Species (1859) het gerucht dat de auteur beweerde “dat we van de apen afstammen”. Naar verluidt reageerde een dame, in de meeste versies van de anekdote gaat het over de echtgenote van de bisschop van Worcester, als volgt: “Laat ons hopen dat het niet waar is, en als het toch zou waar zijn, laat ons dan bidden dat het niet uitkomt.” Het verhaal is hoogst waarschijnlijk apocrief, maar het punt is duidelijk. Wetenschap kan bedreigend zijn voor morele, religieuze, politieke, ideologische of andere overtuigingen. Vaak is dat evenwel onjuist.
Het is heus niet zo dat wie kennis maakt met de evolutietheorie, zich plots als een amoreel beest gedraagt. Maar soms valt er iets voor te zeggen. Voor wie in de letterlijke waarheid van het boek Genesis gelooft, is de evolutiebiologie inderdaad bedreigend. Net zoals de geologie dat trouwens is, en de kosmologie, paleontologie, archeologie, taalkunde en vele andere disciplines. Men staat dan voor de keuze: ofwel verwerpt men alle wetenschappelijke kennis die men als bedreigend ziet, ofwel aanvaardt men de wetenschap, en vindt men een manier om daarmee om te gaan. De eerste optie vergt levenslange mentale en vermoeiende spitstechnologie. We leven immers in een wereld waarin wetenschap alomtegenwoordig is. Ook wetenschapsontkenners aanvaarden, zij het selectief, allerlei wetenschappelijke inzichten en doen een beroep op technologie die op wetenschap is gebaseerd. Bovendien zien ze zich onvermijdelijk geconfronteerd met de wetenschappelijke informatie die hen niet bevalt. De tweede optie brengt mogelijks het opgeven van enkele schijnwaarheden en illusies met zich mee, maar het bevrijdend gevoel dat wetenschapsaanvaarding kan teweeg brengen, weegt daar ruimschoots tegenop.
Verder lezen
Braeckman, J. & Boudry, M.: De ongelovige Thomas heeft een punt (Houtekiet, 2011)
Festinger, L., Riecken, H. & Schachter, S.: When Prophecy Fails. A Social and Psychological Study of a Modern Group That Predicted the Destruction of the World (University of Minnesota Press, 1956)
McFadden, J.: Leven is eenvoudig. Ockhams scheermes en een nieuwe geschiedenis van de wetenschap en het heelal (Atlas Contact, 2021)
McIntyre, L.: How to Talk to a Science Denier (The MIT Press, 2021)
Novella, S.: The Skeptic’s Guide to the Universe (Grand Central Publishing, 2018)
Reeve, A.: Turn Me On, Dead Man. The Beatles and the Paul-is-Dead Hoax (Author House, 2004)
Shermer, M. & Grobman, A.: Denying History. Who Says the Holocaust Never Happened and Why Do They Say It? (University of California Press, 2000)
Schmid, P. & Betsch, C.: Effective Strategies for Rebutting Science Denialism in Public Discussions (Nature Human Behaviour, juni 24, 2019)
Tavris, C. & Aronson, A.: Mistakes were made, but not by me (Harcourt, 2007)