Johan Braeckman doceerde meerdere decennia wijsbegeerte aan de Universiteit Gent. Momenteel is hij schrijver en actief voor de humanistische denktank Kwintessens. Tot zijn meest recente publicaties behoren de boeken ‘Een zoektocht naar menselijkheid’ (met Dirk Verhofstadt, Houtekiet, 2021) en ‘Ezelsoren. Kanttekeningen bij moeilijke kwesties’ (Houtekiet, 2022).

Kritische zin

Kritische zin is in onze digitale samenleving voor ieder mens meer dan ooit aangewezen. Ook voor zorgvragers en zorgverstrekkers is het de sleutel tot goede beslissingen. Filosoof Johan Braeckman legt in een reeks besprekingen telkens één denkfout onder de loep.

Actueler dan ooit!

Filosoof Johan Braeckman analyseert bullshit en bullshitters. Bullshitten is schadelijker dan liegen en hoed je voor de taal die bullshitters gebruiken!

De Amerikaanse filosoof Harry Frankfurt (1929-2023) publiceerde filosofische boeken en essays over economische ongelijkheid, over de vrije wil, over morele verantwoordelijkheid, rationaliteit, Descartes en meerdere andere onderwerpen. Hij zal evenwel vooral herinnerd worden als auteur van het essay On Bullshit (1986, ook als boek in het Nederlands uitgegeven in 2006). De titel klinkt frivool, maar het onderwerp is het niet.

Frankfurt plaatst bullshit verkopen tegenover liegen en de waarheid spreken. Wie liegt, die kent de waarheid maar tracht je iets ander voor te spiegelen. Het is over het algemeen niet netjes om te liegen, maar de leugenaar erkent in elk geval dat de waarheid bestaat.

Bullshitten is schadelijker dan liegen

Wie bullshit vertelt daarentegen, heeft geen enkele interesse voor de waarheid. Het maakt hem niet uit of die bestaat of niet. Het gaat hem niet om het verbergen van wat waar is. Hij wil veeleer indruk maken, manipuleren of verhullen dat hij niks zinvols heeft te zeggen. De bullshitter heeft geen respect voor de realiteit, wat het belang van waarheid aantast. Daarom is volgens Frankfurt bullshit schadelijker dan liegen. Leugens kan men doorprikken en de leugenaar kan men ontmaskeren, waardoor de waarheid aan het licht komt. De bullshitter daarentegen verstopt zich achter een semantisch rookgordijn. Zo holt hij de waarde van eerlijkheid en de oprechte zoektocht naar betrouwbare kennis uit. De leugenaar doet aan misleiding, de bullshitter verspreidt onverschilligheid. Het is moeilijker om tegen het laatste op te boksen dan tegen het eerste. Als de waarheid aan het licht komt, valt de leugenaar door de mand. De bullshitter laat ze van zich afglijden.

Ook intellectuelen kunnen bullshitten

Bullshit kan vele vormen aannemen, van de woordenbrij van postmoderne filosofen tot de kwakzalverij van Deepak Chopra; van reclameboodschappen tot astrologische profielen. Ik ga ter illustratie eerst wat dieper in op de postmoderne filosofie. De natuurkundigen Alan Sokal en Jean Bricmont bespreken in hun boek Intellectueel bedrog (1999) de bullshit in teksten van diverse, vooral Franse auteurs die het feit dat ze niets te vertellen hebben, verstoppen achter dure woorden en pseudo-intellectuele onzinnigheden. Sokal en Bricmont focussen op passages waarin wiskunde en natuurwetenschap ter sprake komen, onderwerpen die ze beiden grondig beheersen. Zo heeft de psychoanalyticus Jacques Lacan het over topologie, een tak van de wiskunde. Sokal en Bricmont tonen aan dat Lacan geen jota begrijpt van topologie. Erger nog: hij geeft niet om zijn onkunde. Lacan, kortom, is een bullshitter. Een typisch citaat uit zijn werk:

“De topologie van het subject kan enkel worden begrensd door de torus. We moeten de analytische functie van het veld van de waarheid zien zoals een kleins bottel functioneert, of nog beter, zoals een kruisproduct van een projectieve ruimte met een Möbiusband.”

Ook de psychoanalytica Julia Kristeva maakt het wel erg bont als ze haar interpretatie naar voren brengt van de onvolledigheidsstellingen van de logicus Kurt Gödel. Wat ze erover schrijft, slaat helemaal nergens op. Bruno Latour, Gilles Deleuze, Jean Baudrillard en Luce Irigaray, gevierde namen in de Europese en Amerikaanse Faculteiten Letteren & Wijsbegeerte, vallen eveneens hard door de mand. Irigaray bijvoorbeeld slaagt erin om dit neer te pennen:

“Is het niet zo dat de vergelijking E=mc² een seksistische vergelijking is? Ze privilegieert de snelheid van het licht boven de andere snelheden die voor ons even essentieel kunnen zijn.”

Met wat geluk zou Einstein er de humor wel van inzien.

Sokals pijnlijke grap

De analyse van Sokal en Bricmont toonde glashelder aan dat de postmoderne keizers geen kleren dragen. Eerder, in 1996, stuurde Alan Sokal een onzinartikel naar een hoog aangeschreven academisch tijdschrift dat overwegend postmoderne filosofische teksten publiceert. Hoewel zijn artikel geen enkele betekenisvolle zin bevatte – het bestond uit louter bullshit – werd het toch gepubliceerd. In een ander tijdschrift zette Sokal zijn hoax uiteen, wat tot heftige discussies leidde over wetenschap, taal, ideologie en het statuut van de zogenaamde geesteswetenschappen, waarin het postmodernisme toentertijd hoogtij vierde. De grap die Sokal uithaalde met zijn parodie-artikel mag dan al bijna dertig jaar oud zijn, de storm die erover opstak is nog steeds niet helemaal gaan liggen. Bovendien blijven de bullshitters populair in sommige academische en journalistieke kringen. Alleen al daarom loont het ook nu nog zeer de moeite om het boek van Sokal en Bricmont te lezen.

“Je bent een focuspunt
waarin het universum
zich bewust wordt van zichzelf.”

Het is niet zo moeilijk om de Indiaas-Amerikaans arts en auteur Deepak Chopra met de postmoderne filosofische onzin te vergelijken, al zouden die filosofen daar allicht niet gelukkig mee zijn. Ook Chopra schrijft boeken die een diepzinnige indruk maken, maar in wezen niks zeggen. Hij vermengt hindoeïstische geloofsopvattingen met moderne wetenschap, in het bijzonder kwantumfysica, en giet daar een saus bovenop die is samengesteld uit holle New Age frasen. Een typische uitspraak: “Je bent niet in het universum, je bent het universum, je bent er een intrinsiek onderdeel van. Ultiem ben je geen persoon, maar een focuspunt waarin het universum zich bewust wordt van zichzelf.” Een ander voorbeeld: “Kwantumgeneeskunde betreft een wijziging in de velden van energetische informatie, teneinde een ontspoord idee te corrigeren.” Om het met Mattheüs (19:11) te zeggen: “Niet iedereen kan dit begrijpen, maar alleen zij aan wie het gegeven is.” Chopra, zoals wel meer auteurs die flirten met holisme, spiritualisme en regelrechte kwakzalverij, pakt graag uit met wetenschappelijke termen zoals ‘kwantum’, ‘energie’ en ‘informatie’, maar hij gebruikt ze op een oneigenlijke manier. Dat werkt niet bij het geringe aantal mensen met echte kennis van kwantumfysica, maar Deepak Chopra is een bullshitter: het maakt hem niet uit. Bovendien weet hij dat voor de overweldigende meerderheid van zijn miljoenen lezers, kwantumwetenschap volstrekt onbegrijpelijk is. Even terzijde, nuttig om weten: diegene die er in een discussie de kwantumtheorie bijhaalt, is meestal ook diegene die er het minst van afweet.

Ontkenning als remedie?

De Canadese filosoof Gerald Cohen bedacht een sneltest om bullshit te onderscheiden van zinvolle taal: breng een negatie aan en kijk wat er gebeurt. Stel dat we de uitspraak van Deepak Chopra over kwantumgeneeskunde ontkennen: “Kwantumgeneeskunde betreft geen wijziging in de velden van energetische informatie, teneinde een ontspoord idee te corrigeren.” De betekenis van de zin wordt niet duidelijk omgedraaid, om de eenvoudige reden dat hij geen betekenis heeft. Cohens criterium is bruikbaar, maar heeft ook nadelen. Zo is nonsenspoëzie volgens het negatie-criterium doorgaans bullshit, maar de intentie erachter is helemaal anders dan die van de bullshitter. Zeker, we kunnen een negatieve versie van Lewis Carrolls gedicht Jabberwocky uit Through the Looking-Glass (And What Alice Found There) bedenken, zonder afbreuk te doen aan de betekenis, want die is er niet. Ik illustreer dit met de eerste strofe, in de Nederlandse vertaling van Nicolaas Matsier. De titel van het gedicht is vertaald als Koeterwaals.

Het schieuwerde, de glappe muik
Graffelde in de vijchten
Maar heel sloef was de rontelguik
En strave woelen krijgten

Daarvan maken we:

Het geschieuwer, noch de glappe muik
Graffelde in de vijchten
Onsloef was de rontelguik
En strave woelen krijgten niet

Het blijft onzin, net zoals Lewis Carroll het bedoelde. Maar Carroll had heel andere intenties dan bullshitters zoals Jacques Lacan of Deepak Chopra. Carroll speelt met taal om de verbeelding van de lezer te prikkelen en omwille van het esthetisch effect. Bullshitters trekken mist op waarin de argeloze lezer verdoolt. Vaak denkt de lezer dat de bullshit teksten té diepzinnig zijn, vandaar dat hij ze niet begrijpt. De esthetische kwaliteit van die teksten – helemaal anders dan die van Carroll – is vrijwel zonder uitzondering abominabel slecht. De Amerikaanse filosoof Denis Dutton gaf in de jaren negentig enkele keren een prijs aan de auteur van de slechtst geschreven filosofie en literatuur van het jaar. In 1998 ontving de Amerikaanse filosofe Judith Butler, die populair is in (neo)postmodernistische kringen, de weinig benijdenswaardige prijs voor een artikel getiteld Further Reflections on the Conversations of Our Time, dat ze publiceerde in het academisch tijdschrift Diacritics (1997). Hier volgt een citaat uit haar artikel. Ik laat het om begrijpelijke redenen maar onvertaald:

“The move from a structuralist account in which capital is understood to structure social relations in relatively homologous ways to a view of hegemony in which power relations are subject to repetition, convergence, and rearticulation brought the question of temporality into the thinking of structure, and marked a shift from a form of Althusserian theory that takes structural totalities as theoretical objects to one in which the insights into the contingent possibility of structure inaugurate a renewed conception of hegemony as bound up with the contingent sites and strategies of the rearticulation of power.”

Niet alles wat je niet begrijpt, is bullshit!

Natuurlijk zijn er ook heel wat teksten bijzonder moeilijk te doorgronden, zonder dat ze bullshit brengen. Ik begrijp doorgaans weinig tot niks van de onderzoekartikelen in gespecialiseerde tijdschriften zoals Nature, Science of het New England Journal of Medicine, om maar enkele van de vele duizenden voorbeelden te geven. Het Woord Vooraf van de hoofdredactie kan ik doorgaans volgen, en meestal ook de korte inleidingen bij sommige artikels. Maar daarna houdt het op. Ik citeer enkele zinnen uit het Abstract van een min of meer lukraak gekozen artikel uit Science (9 oktober 2025), met als titel: Covalent inhibitors of the PI3Kα RAS binding domain impair tumor growth driven by RAS and HER2. De hoofdauteur is Joseph Klebba. Er zijn een veertigtal co-auteurs. Ook dit laat ik onvertaald:

“Genetic disruption of the RAS binding domain (RBD) of Phosphoinositide 3-kinase alpha(PI3Kα) impairs the growth of tumors driven by the small guanosine triphosphatase RAS in mice and does not impact PI3Kα’s role in insulin mediated control of glucose homeostasis. Selectively blocking the RAS-PI3Kα interaction may represent a strategy for treating RAS-dependent cancers as it would avoid the toxicity associated with inhibitors of PI3Kα lipid kinase activity. We developed compounds that bind covalently to cysteine 242 in the RBD of PI3K p110α and block RAS activation of PI3Kα activity.”

Voor mij, en wellicht voor de meeste lezers, is dit citaat zo goed als even onbegrijpelijk als dat van Judith Butler. Toch is het geen bullshit, wel integendeel. Klebba en zijn collega’s verdienen evenmin een schoonheidsprijs voor helder schrijven, maar in hun geval komt dat voort uit het jargon dat ze hanteren om het risico op misverstanden uit te sluiten. Butler en andere postmodernisten gebruiken ook jargon, maar zij doen dat om hun lezers te mystificeren, te verwarren en te overbluffen. De informatiedichtheid van de tekst van Klebba is hoog, die van Butler zo goed als nihil. Dat wordt snel duidelijk wanneer men aan andere experts vraagt om in lekentaal uit te leggen wat er in de teksten staat. Tien kankerspecialisten, mits ze een beetje gezegend zijn met het talent om moeilijke zaken eenvoudig te vertalen, geven je eenzelfde uitleg na lectuur van Klebba’s tekst. Je zal die uitleg bovendien begrijpen. Tien postmodernisten daarentegen, geven je tien verschillende versies van de betekenis van Butlers tekst. Daarom is het niet zo moeilijk om, in de geest van Alan Sokal, een algoritme postmodern aandoende essays te laten schrijven waarvan kenners van postmoderne auteurs niet kunnen aangeven of ze zinvol of zinloos zijn. Zie hier voor zo’n programma. Telkens je de pagina herlaadt, krijgt je een nieuw essay, al even nonsensicaal dan alle andere. Daar staat tegenover dat er geen algoritme bestaat dat artikelen over kankeronderzoek produceert waarvan oncologen niet kunnen aangeven of ze al dan niet betekenisvol zijn. Sla wat zinnen door elkaar van het citaat van Butler, en haar fans zien het verschil niet. Doe hetzelfde met de tekst van Klebba en collega’s, en je krijgt onzin die oncologen makkelijk ontmaskeren.

De denkfout van de verzonken kosten

Het is moeilijk te vatten waarom zoveel mensen zich de moeite getroosten om zich doorheen het vrijwel ondoordringbare woud van bullshit een weg te banen, genre Lacan, Chopra en Butler. Al begrijp ik wel dat wie die inspanning deed, daarna bijna niet anders kan dan aangeven dat het de moeite loonde. Anders was het allemaal verspilde tijd en energie. We herkennen hierin de denkfout van de verzonken kosten.

Dat Lewis Carroll, de auteur van beroemde nonsenspoëzie zoals Jabberwocky en The Hunting of the Snark, zeer begaan was met de vraag of we onaantastbare, eeuwige waarheden kunnen ontdekken, is dan weer ironisch. Zijn wiskundig werk toont aan dat hij in de logische kracht en geldigheid van de euclidische meetkunde geloofde, maar hij begreep ook dat de doorbraak van de niet-euclidische meetkunde in zijn tijd ons uitdaagde om anders over waarheid na te denken. Op vergelijkbare wijze zag hij in dat men met taal, ons instrument bij uitstek om informatie uit te wisselen, meerdere kanten op kan. Met taal kunnen we eerlijk omspringen en betrouwbare kennis overbrengen, maar we kunnen er ook mensen mee misleiden, vernederen, beliegen en bedriegen. In Through the Looking-Glass komt ook het figuurtje Humpty Dumpty voor. Alice heeft er een surrealistisch aandoende conversatie mee. Humpty Dumpty blijkt er merkwaardige opvattingen over taal op na te houden. Zo denkt hij dat een naam altijd iets moet betekenen en lijkt hij moedwillig de zinnen van Alice verkeerd te begrijpen.  Aan woorden geeft hij een heel eigen interpretatie. Zo betekent volgens hem “dat is nou gloria” het zelfde als “daar heb je nou een mooi dodelijk argument”. Alice protesteert: “Maar gloria betekent geen ‘mooi dodelijk argument’”. Daarop reageert Humpty Dumpty op honende toon:

“Als ik een woord gebruik, betekent het gewoon wat ik verkies dat het betekent – niet meer en niet minder.”

“De vraag is”, geeft Alice vervolgens aan, “of u dat kunt, woorden zoveel verschillende betekenissen geven.”

Daarop komt de dictatoriale reactie van Humpty Dumpty: “De vraag is wie de baas is – punt uit.”

Regels en afspraken over taalgebruik
en de betekenis van woorden en zinnen
zijn noodzakelijk
om zinvolle communicatie mogelijk te maken.

 

Het zowel voor Alice als voor de lezer verwarrende gesprek van Alice met Humpty Dumpty heeft enerzijds een komisch effect, maar anderzijds is het ook filosofisch van belang. Lewis Carroll geeft aan dat regels en afspraken over taalgebruik en de betekenis van woorden en zinnen noodzakelijk zijn om zinvolle communicatie mogelijk te maken. Hij loopt vooruit op George Orwells roman 1984, waarin Big Brother aan Winston Smith en aan alle andere inwoners van Oceanië opdringt dat oorlog gelijk staat aan vrede, vrijheid aan slavernij, en dat onwetendheid kracht is. Die uitspraken zijn onlogisch en sluiten niet aan bij de reële betekenis van woorden zoals vrede, vrijheid en onwetendheid, maar Big Brother legt aan iedereen nieuwe taalregels op en manipuleert zo het denken. Zowel Carroll als Orwell waarschuwen ons: als de regels over taal vervagen, verdwijnt ook de standaard voor waarheidsvinding. Het aantasten van de helderheid en reële betekenis van woorden en zinnen, zoals de nazi’s en stalinisten deden, net zoals postmoderne filosofen en hun volgelingen, en wereldleiders zoals Donald Trump en Vladimir Poetin het vandaag doen, ondermijnt de betrouwbaarheid van informatie en daarmee ook de democratie. De Duits-Joodse taalkundige Victor Klemperer toonde dat aan voor het Derde Rijk (in zijn boek Lingua Tertii Imperii, Latijn voor ‘Taal van het Derde Rijk’), Alan Sokal en Jean Bricmont voor het postmodernisme (in Intellectueel bedrog), Helen Pluckrose en James Lindsay voor de postmoderne erfgenamen (in Cynical Theories, 2020) en een analyse van Trumps en Poetins nieuwspraak vinden we onder meer in het boek Het einde van de waarheid (2018) van de journaliste en schrijfster Michiko Kakutani. Het gaat niet enkel om verarming van de taal en onverschilligheid tegenover grammaticale regels die iemand als Trump kenmerkt. Het is veel erger: Trump noch Poetin hebben respect voor de waarheid. Ze gedragen zich zoals een Humpty Dumpty met veel te veel macht: ze zijn de baas over taal en bijgevolg over wat waar is en wat niet.

Alternatieve feiten zijn leugens.

Het is verleidelijk om te denken dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen. Toen Kellyanne Conway, die van 2017 tot 2020 advies gaf aan Donald Trump, het over “alternatieve feiten” had werd ze op hoongelach onthaald. Iedereen snapte dat het niet klopte wat Sean Spicer, de perschef van het witte huis, zei, namelijk dat de inauguratie van Trump meer volk op de been had gebracht dan om het even welke inhuldiging van een president ooit. Die uitspraak drukte geen ‘alternatief feit’ uit, maar was simpelweg een leugen. Maar toen Trump eind 2020 en in januari 2021 ten onrechte bleef volhouden dat hij de presidentsverkiezingen gewonnen had, leverde zijn nieuwspraak al heel wat meer op. Zijn fans geloofden hem, met de bestorming van het Capitool op zes januari 2021 tot gevolg.

Vragen die men enkel met ja of neen kan beantwoorden, zijn lang niet altijd fair.

Ons brein houdt van vereenvoudiging, van hokjesdenken en van opdelingen in zwart-wit. “Wie niet voor mij is, is tegen mij.” “Wie niet protesteert, is medeplichtig.” “De vijand van mijn vijand is mijn vriend.” Die slogans klinken misschien goed, maar ze dwingen onze gedachten om een bepaalde richting uit te gaan, waar nuance niet meer kan bestaan. Verhoren in de rechtszaal of in onderzoekscommissies eisen van de ondervraagde vaak om met ja of neen te antwoorden. Dat kan zinvol zijn: je was wel of niet aanwezig op de plaats van delict, je pleegde al dan niet de overval. Maar vragen die men enkel met ja of neen kan beantwoorden, zijn lang niet altijd fair. Als iemand je vraagt “of je bent gestopt met je hond te slaan”, dan zit je vast. Als je ‘ja’ antwoordt, geef je toe dat je het dier mishandelde. Is je antwoord ‘neen’, dan maak je het nog erger. Je moet dan ook niet positief of negatief op de vraag reageren, maar aangeven dat ze verkeerd gesteld is.

Ludwig Wittgenstein zei dat taal onze intelligentie kan betoveren of beheksen. De filosofische analyse van hoe we woorden en zinnen gebruiken in uiteenlopende contexten, kan ons daartegen behoeden, volgens Wittgenstein. Het doorprikken van bullshit en van nieuwspraak helpt ongetwijfeld ook.

Verder lezen

Carroll, Lewis: De avonturen van Alice in Wonderland & Achter de Spiegel en wat Alice daar aantrof (Athenaeum, 2009)

Cohen, Gerald: Finding Oneself in the Other (Princeton University Press, 2012)

Frankfurt, Harry: Bullsh!t. Een traktaat (Arbeiderspers, 2006)

Kakutani, Michiko: Het einde van de waarheid. Over leugens in het tijdperk van Trump (Spectrum, 2018)

Klemperer, Victor: LTI. De taal van het derde rijk (Atlas Contact, 2020)

Pluckrose, Helen & Lindsay, James: Cynical Theories (Pitchstone Publishing, 2022)

Vandenbergen, Anne-Marie: Taal en Trump. Een problematische relatie (online essay in drie delen, gepubliceerd op de blogpagina van Kwintessens).

Sokal, Alan & Bricmont, Jean: Intellectueel bedrog (Epo, 1999)

Wittgenstein, Ludwig: Filosofische onderzoekingen (Boom, 2021)

⇒ Meer dan ooit is kritische zin nodig …

Links de foto gekocht bij een ‘image bank’, rechts het resultaat van bewerking: de hemel, de lichte aanpassing van het landschap en de tekst van de pancarte werden aangepast via co-pilot, de dieren werden toegevoegd via chatgpt.

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrief.

De nieuwsbrief heeft geen vaste periodiciteit. Het enige criterium om hem te versturen is de relevantie van de informatie. We spammen niet! Al geabonneerd? Excuses voor deze herinnering.

Je hebt succesvol gesubscribed!

Ga naar de inhoud