Johan Braeckman doceerde meerdere decennia wijsbegeerte aan de Universiteit Gent. Momenteel is hij schrijver en actief voor de humanistische denktank Kwintessens. Tot zijn meest recente publicaties behoren de boeken ‘Een zoektocht naar menselijkheid’ (met Dirk Verhofstadt, Houtekiet, 2021) en ‘Ezelsoren. Kanttekeningen bij moeilijke kwesties’ (Houtekiet, 2022).

Kritische zin
Kritische zin is in onze digitale samenleving voor ieder mens meer dan ooit aangewezen. Ook voor zorgvragers en zorgverstrekkers is het de sleutel tot goede beslissingen. Filosoof Johan Braeckman legt in een reeks korte besprekingen telkens één denkfout onder de loep.
Wie kritisch denkt, hoedt zich als het woord ‘theorie’ valt. Een wetenschappelijke theorie is immers iets heel anders dan een theorie die staat voor een “ideetje” of een “veronderstelling”. Neem de evolutietheorie van Charles Darwin als voorbeeld …
Toen Charles Darwin in 1831 aan boord van het zeilschip HMS Beagle stapte, was hij 22 jaar. De reis voerde de wereld rond en nam vijf jaren in beslag. Naar het einde van zijn leven toe schreef Darwin zijn autobiografie, voor zijn kinderen en kleinkinderen. Die tekst was niet bedoeld voor publicatie, maar gelukkig verscheen hij later toch in boekvorm. Hij noemt de reis met de Beagle de gebeurtenis “die zijn hele levensloop bepaalde.”
Hij heeft het ook over religie en legt kort uit hoe hij evolueerde van orthodox gelovige tot ongelovige. Daar speelde de theorie die hij zelf ontwikkelde een grote rol in. Die toont immers aan hoe soorten en de vaak verbluffende aanpassingen van organismen aan hun omgeving kunnen evolueren zonder goddelijke tussenkomst. Het oog van een mens, de vleugel van een vogel en een ontelbaar andere biologische, functionele structuren lijken ontworpen door een superieur intelligent wezen, maar in werkelijkheid zijn ze het resultaat van het blinde en ongerichte proces van evolutie door selectie. Na decennia van nauwgezet onderzoek, publiceerde Darwin in 1859 een boek waarin hij de kernaspecten van zijn evolutietheorie uiteenzet: On The Origin of Species (Over het ontstaan van soorten).
De evolutietheorie: een van de grote successen van wat de mens vermag op het vlak van wetenschap
Het is een van de beroemdste boeken uit de geschiedenis van de wetenschappen. Misschien is het ook wel het meest invloedrijke, en ongetwijfeld het meest controversiële. De evolutietheorie is een van de grote successen van wat de mens vermag op het vlak van wetenschap, vergelijkbaar met de thermodynamica, de kwantumtheorie en de relativiteitstheorie. Ze brengt een gigantische hoeveelheid feiten en waarnemingen samen in één groot verband en biedt een rationele verklaring voor tal van voorheen raadselachtige zaken. Zo legt ze uit hoe soorten ontstaan en uitsterven, waarom we fossielen vinden en hoe functionele aanpassingen ontstaan, waarom dolfijnen op vissen lijken en sommige bloemen op insecten, waarom vogels zingen en de Geelbroekmanakin danst zoals Michael Jackson, waarom het leven van de eendagsvlieg zo kort is en een mammoetboom tweeduizend jaar wordt, waarom bijen zich opofferen en walvissen soms nutteloze achterpootjes hebben, en ga zo maar door.
Naast wetenschappelijke verklaringen biedt de evolutietheorie ook een oplossing voor filosofische en theologische raadsels. We hoeven ons niet langer in mentale haarspeldbochten te wringen om uit te leggen hoe een almachtige schepper toelaat dat sluipwespen hun eitjes in levende rupsen injecteren, waarna de larven die diertjes van binnenuit opvreten. Darwins inzicht in de werking van natuurlijke selectie biedt een afdoende verklaring. Er is geen sprake van een ondoorgrondelijk goddelijk plan of satanisch sadisme. Hetzelfde geldt voor Cymothoa exigua, een parasitaire pissebed. Die dringt het lichaam van een vis binnen via de kieuwen en zuigt zich vast aan de tong van de vis. De tong sterft vervolgens af en de parasiet neemt haar rol over. De vis blijft leven en de pissebed zit veilig in de vis en voedt zich met het vissendieet. Vanuit het perspectief van een intelligente ontwerper is zoiets absurd; vanuit evolutionair oogpunt is het volkomen begrijpelijk.
Ook allerlei zingevings- en existentiële vragen hoeven ons niet langer te kwellen. Ons bestaan is niet calvinistisch gepredestineerd, en evenmin moeten we ons afvragen wat het kosmologisch of goddelijk doel van ons leven is. We zijn, als soort en als individu, het resultaat van natuurlijke krachten waarin geen intenties of doeleinden zijn te bespeuren. In zijn Autobiografie schrijft Darwin: “Er blijkt niet meer ontwerp te zitten in de variatie van levende schepsels of in de werking van natuurlijke selectie dan in de richting waarin de wind blaast. Alles in de natuur is het gevolg van onveranderlijke wetten”. Ik vind dat uitermate positief nieuws: het betekent dat we de zin van ons leven zelf kunnen invullen. We moeten er dan ook zelf over nadenken, en we dragen er de verantwoordelijkheid voor, maar dat neem ik er graag bij.
Is het “maar een theorie”?
Lang niet iedereen denkt er zo over. Veel gelovigen, vooral protestanten en moslims, vinden de filosofische invloed van de evolutietheorie bijzonder onaangenaam. Ze vrezen dat die het bestaan van een almachtige, alwetende en algoede schepper ondermijnt. Dat zou dan meteen ook de kans op onsterfelijkheid sterk verkleinen. Daarin kan ik hen helemaal volgen. Ze zijn er ook van overtuigd dat een darwinistische verklaring voor het leven op aarde de menselijke waardigheid aantast en de fundamenten van onze moraliteit onderuit haalt. Daarvoor heb ik veel minder begrip. Mensen zijn heus wel in staat om moreel hoogstaande levens te leiden zonder beroep te doen op het bovennatuurlijke of op religieuze dogma’s. Mocht dat niet zo zijn, dan moeten we maar hopen dat alle gelovigen levenslang gelovig blijven.
Sinds Darwin in 1859 zijn belangrijkste boek publiceerde, ondernamen tal van critici pogingen om de evolutietheorie te ontkrachten, uit angst voor de mogelijke filosofische, religieuze en morele gevolgen ervan. Bij gebrek aan overtuigende wetenschappelijke bezwaren, bedachten creationisten de goed klinkende slagzin: “het is maar een theorie” (“It’s just a theory”). Creationisten komen in geuren en kleuren. Er zijn er die radicaal verwerpen dat evolutie bestaat. Die vallen dan grotendeels weer uiteen in twee groepen: de jonge-aardecreationisten en de oude-aardecreationisten. De eersten menen dat de hele kosmos minder dan tienduizend jaar geleden kant en klaar is geschapen. De anderen denken dat de schepping misschien miljoenen of zelfs miljarden jaren geleden plaatsvond. Ze nemen net zo goed het boek Genesis of de Koran letterlijk, maar de verschillende scheppingsdagen waarvan sprake interpreteren ze als een metafoor voor lange tijdsperiodes. Andere creationisten aanvaarden min of meer de realiteit van evolutie, maar denken dat er biologische fenomenen bestaan die de wetenschap niet kan verklaren. Zo zou uit de complexe, functionele structuur van zweepstaartjes van bacteriën blijken dat er “intelligent ontwerp” aan te pas kwam. Zoiets kan niet door evolutie en selectie zijn ontstaan, menen de aanhangers van Intelligent Design. Ze laten in het midden wie die ontwerper mag wezen, maar het is duidelijk dat ze het over de christelijke god hebben, en niet over een alien met een ingenieursdiploma. Nog anderen accepteren evolutie, maar denken dat die volledig door God wordt geleid. Men heeft het dan over theïstische evolutie: God stuurde mutaties en selectie aan opdat de mens kon ontstaan.
In het bijzonder de verdedigers van Intelligent Design beweerden vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw dat de evolutietheorie “slechts een theorie is”. Dat is enerzijds correct, althans op triviale wijze. Het woord zegt het immers zelf. Maar anderzijds is het in sterke mate dubieus om over “alleen maar een theorie” te praten, alsof het over niet meer dan een veronderstelling gaat. Zoals ik “een theorie” kan hebben over de diefstal van het paneel van de rechtvaardige rechters, over de ware identiteit van Kaspar Hauser of over de verdwijning van Malaysia Airlines-vlucht 370. Dergelijke “theorieën” zijn doorgaans weinig waard, zeker wanneer ze bedacht zijn door leken. Dat zijn we overigens allemaal, over een enorme aantal kwesties, maar het weerhoudt ons er zelden van om opinies te formuleren. Het kan zelfs erger: we bedenken ook “theorieën” over zaken die zich niet eens voordeden of niet bestaan. Zo zijn er meerdere in omloop over de ware toedracht omtrent Atlantis, evenals over Bigfoot en de zogenaamd mysterieuze zaken die zich in de Bermudadriehoek afspelen. Vaak bedenken we ook “theorieën” over min of meer alledaagse gebeurtenissen, zoals waarom een werknemer is ontslagen of een echtpaar uit elkaar gaat.
Een volwaardige wetenschappelijke theorie heeft allerlei heel specifieke eigenschappen.
In al die situaties is de betekenis van het woord “theorie” sterk verschillend van hoe men het in de wetenschappen gebruikt. In het min of meer dagdagelijks, eerder slordig gebruik is “theorie” synoniem met woorden zoals “vermoeden”, “ideetje” en “veronderstelling”. Daar koppelen we weinig argumentatie en objectieve feiten aan vast. Mijn theorie is dan zo goed als die van jou, en omgekeerd. Ik denk dat Club Brugge kampioen wordt, want ze hebben de beste doelman. Jij denkt eerder aan Anderlecht, want hun trainer is beter. En op het eind van het seizoen zitten we er misschien allebei naast, maar daarvan ligt geen van ons wakker, want het waren maar theorietjes. In de wetenschappen is dat helemaal anders. Daar is de betekenis van “theorie” behoorlijk complex. Soms expliciet, vaak impliciet heeft een volwaardige wetenschappelijke theorie allerlei heel specifieke eigenschappen. Er zijn methodologieën in verweven over hoe je data verzamelt en hoe je die bestudeert, systematiseert, interpreteert en verklaart; er is een sterk streven naar objectiviteit en onafhankelijke controle; er zijn pogingen om de theorie vast te knopen aan andere wetenschappelijke inzichten; de kennis die de theorie oplevert tracht men te herleiden naar wat reeds gekend is; men probeert voorspellende hypothesen uit de theorie af te leiden, waarna men experimenten uitvoert om die te testen en zo mogelijk de theorie te herzien of zelfs te ontkrachten, en er is een streven naar het veralgemenen van de kennis, wat idealiter tot het formuleren van wetmatigheden leidt die zo economisch mogelijk zoveel mogelijk feiten met elkaar in verband brengen en verklaren. Vanzelfsprekend zijn al die kenmerken niet overal in dezelfde mate aanwezig. Elke goede wetenschapper houdt ze voor ogen, maar in de ene discipline lukt het al beter dan in een andere om eraan te voldoen. In de fysica vinden we theorieën die er in hoge mate aan beantwoorden, zoals de relativiteitstheorie en de kwantumtheorie, in disciplines zoals de economie en de communicatiewetenschap is dat minder tot veel minder het geval.

Objectiviteit, controle, systematisering en herziening staan overal centraal.
Filosofen debatteren al lang over de vraag in welke mate kennis- en onderzoekdisciplines in meer of mindere mate wetenschappelijk zijn. Lang geleden gaf de Duitse filosoof Wilhelm Dilthey aan dat we de natuurwetenschappen enerzijds en de zogenaamde geesteswetenschappen anderzijds niet op dezelfde wijze mogen benaderen, om hun graad van wetenschappelijkheid in te schatten. De taak van de natuurwetenschappen is om te verklaren (erklären), terwijl de geesteswetenschappen moeten begrijpen (verstehen). De chemicus legt uit hoe de verbinding van glycerine en salpeterzuur nitroglycerine oplevert, en waarom die stof explosief is. De literatuurwetenschapper tracht dan weer te duiden waarom Werther en Anna Karenina zelfdoding plegen. Het is een onderscheid dat in sommige academische kringen nog leeft, maar ondertussen toch grotendeels achterhaald is. Alle onderzoekdisciplines die wetenschappelijk willen tewerk gaan, ontwikkelen theorieën om betrouwbare kennis te produceren. Sommige methodologieën zijn meer bruikbaar in de ene discipline dan in de andere, maar kernwoorden zoals objectiviteit, controle, systematisering en herziening staan in principe overal centraal.
De bereidheid om opvattingen op te geven als nieuwe inzichten dat vereisen
Cruciaal is de intrinsieke bereidheid om opvattingen op te geven als nieuwe inzichten dat vereisen, hoe geliefd of succesvol ze ook mogen zijn. Ook het streven naar coherentie, wat men “coherentisme” noemt, is van bijzonder belang, niet alleen binnen één discipline, maar uiteindelijk binnen alle wetenschappen. Napoleon kan niet zowel op Sint-Helena als op Madeira zijn gestorven, en evenmin kon hij prestaties leveren in strijd met de basisinzichten uit de biologie, scheikunde of fysica. Zogenaamde pseudowetenschappen zondigen vaak tegen de verplichting tot voortschrijdend inzicht en tegen het streven naar coherentisme. Het is niet altijd eenvoudig om het onderscheid te maken tussen authentieke wetenschap en pseudowetenschap, maar als er geen verandering optreedt bij nieuwe inzichten en er contradicties opduiken, dan mogen de alarmbellen luid rinkelen.

Waarom wordt iets een theorie genoemd, die er geen is?
De enigszins technische uitweiding hierboven over de kenmerken van wetenschap en wetenschappelijke theorieën was nodig om ten volle het bedrieglijke karakter van de uitspraak “het is maar een theorie” naar waarde te schatten. Als aanhangers van Intelligent Ontwerp en andere creationisten zoiets beweren over de evolutietheorie, doen ze dat omwille van strategische redenen.
Wetenschap zoekt systematisch naar de meest betrouwbare kennis.
Een eerste reden is het minimaliseren van de wetenschappelijke waarde van de evolutietheorie. “Het is maar een theorie”, alsof het slechts over een mening gaat die overmorgen alweer kan worden vervangen door een andere “theorie”. In werkelijkheid is de evolutietheorie een van de best onderbouwde wetenschappelijke theorieën die er bestaan. Niet alleen zijn haar verklarende mogelijkheden bijzonder groot, ze is ook coherent met de meest betrouwbare kennis uit andere wetenschappelijke domeinen, zoals de geologie, de paleontologie, de fysica en de scheikunde. Bovendien sluiten ontwikkelingen die zich lang na Darwin voordeden, denk aan de genetica en de moleculaire biologie, naadloos aan bij de kernprincipes ervan.
Dat wil niet zeggen dat ze niet vatbaar is voor verbetering, of dat over alle onderdelen ervan een brede wetenschappelijke consensus bestaat. Zoals alle complexe wetenschappelijke theorieën bestaat ook die over evolutie uit meerdere sub-theorieën. Er is de opvatting dat alle leven op aarde één oorsprong kent, er is de sub-theorie die de feitelijkheid van evolutie aangeeft, er is er een over het graduele karakter van evolutie, er is er een over de rol van natuurlijke en seksuele selectie, en een over de ontwikkeling van soorten. Ik laat er nog enkele buiten beschouwing, maar dit zijn allicht de belangrijkste. Over elk van die onderdelen is er binnen de wetenschappelijke gemeenschap debat. Zo hoort het ook: wetenschap bepaalt niet wat de definitieve waarheid is, maar zoekt systematisch naar de meest betrouwbare kennis. Creationisten, van welk pluimage ook, negeren de gelaagde structuur van de evolutietheorie.
Intelligent Design is een religieus geïnspireerde pseudowetenschap.
Er is nog een tweede reden waarom ze het over “alleen maar een theorie” hebben. Creationisten, de voorbije dertig jaar voornamelijk de fans van Intelligent Ontwerp, denken dat zijzelf ook een “theorie” hebben die de aard van het leven op aarde verklaart. Functionele structuren ontstaan in hun visie niet door het graduele, ongerichte proces van evolutie door selectie, maar dankzij het intentionele, bewuste scheppingsproces van een bovenmenselijke ontwerper. Dat biedt, menen ze, een betere verklaring voor biologische aanpassingen, het bestaan van soorten, van biodiversiteit et cetera. Welnu, gaat de redenering verder, als de theorie van de “darwinisten” in het onderwijs mag aan bod komen, waarom dan niet ook onze theorie? Ze zijn gelijkwaardig, het is niet fair dat wij worden uitgesloten. Op zijn minst, argumenteren ze, moeten docenten erop wijzen dat er een “controverse” is tussen verdedigers van beide theorieën. “Teach the controversy”, vroegen ze aan scholen en aan de overheid, dat is alleen maar “rechtvaardig”.
De creationistische strategieën kenden, zeker in de Verenigde Staten, een zeker succes. Het klinkt redelijk, toch voor wie er niet te lang en te diep over nadenkt. Als de evolutietheorie “ook maar een theorie” is, en als er evenwaardige alternatieven voor bestaan zoals Intelligent Ontwerp, dan is het oneerlijk, dogmatisch en ondemocratisch om slechts één theorie te onderwijzen. Leerlingen en studenten hebben recht op degelijk onderwijs, wat betekent dat wetenschappelijke meningsverschillen en alternatieve verklaringen voor de werkelijkheid evenzeer aan bod moeten komen.
Dit creationistisch pleidooi voor meer “democratisch”, meer “eerlijk” en “pluriform” onderwijs is diep misleidend. De evolutietheorie is een volwaardige wetenschappelijke theorie, terwijl Intelligent Design een religieus geïnspireerde pseudowetenschap is. Er is niks democratisch aan om alternatieven voor wetenschappelijke inzichten te onderwijzen als die niet aan de gangbare wetenschappelijke standaarden voldoen. Daarom onderwijst men ook de scheppingsmythes niet van de Inuit of de Aboriginals in de lessen biologie, net zomin als de “theorie” van Holocaustontkenning in de lessen geschiedenis of de platte-aardetheorie in de les aardrijkskunde.
Creationisten, typerend voor pseudowetenschappers, zijn sluw.
Bovendien, anders dan wat creationisten beweren, is er ook geen “controverse” tussen hen en wat ze “darwinisten” noemen. Voor een wetenschappelijk geïnformeerd publiek is “een darwinist” eenvoudigweg iemand die de huidige inzichten omtrent de evolutietheorie aanvaardt. In die betekenis ben ikzelf een darwinist, evenals alle biologen die ik ken en vele anderen. Maar voor creationisten is “een darwinist” iemand met een bepaalde ideologie: hij is ongelovig, materialistisch en egoïstisch, en denkt dat de zogenaamde “strijd om het bestaan”, de “struggle for life”, ook maatschappelijk en economisch moet gelden. Ze verwarren daarbij de wetenschappelijke evolutietheorie met het sociaal-darwinisme.
De evolutietheorie gaat niet over waarden of normen, maar over een wetenschappelijke verklaring voor het leven op aarde. Het sociaal-darwinisme daarentegen, dat vooral populair was aan het einde van de negentiende eeuw en tijdens de eerste vier decennia van de twintigste eeuw, schrijft een politieke en economische leer voor. De redenering is dat “het recht van de sterkste” voor verbetering en vooruitgang zorgt in de natuur. Daarom zal de “strijd om het bestaan” ook maatschappelijke en economische vooruitgang teweegbrengen. Die gedachtegang rammelt aan alle kanten. Ze is wetenschappelijk fout: er is geen “recht van de sterkste” in de natuur. Er is competitie, maar natuurlijke selectie brengt evengoed altruïsme en samenwerking teweeg. En ze deugt ook filosofisch niet. We vinden in de natuur geen “rechten”, en evenmin waarden of normen die een ethiek voorschrijven. Er is nu eenmaal een kloof tussen de feiten en het behoren, dat zag de Schotse filosoof David Hume reeds in de achttiende eeuw zeer scherp in. Kortom, het is een zoveelste vorm van creationistische misleiding om het over “darwinisten” te hebben. Maar, belangrijker nog, er is ook helemaal geen controverse tussen creationistische opvattingen enerzijds en de wetenschappelijke evolutietheorie anderzijds. De twee staan niet op gelijke hoogte, integendeel.
Creationisten, typerend voor pseudowetenschappers, zijn sluw: ze lokken discussies uit met wetenschappers, zodat de indruk ontstaat dat die hen ernstig nemen en er authentieke meningsverschillen bestaan. Dat is niet het geval. Het plaatst wetenschappers voor een dilemma. Wie een uitnodiging voor een debat afslaat, lijkt toe te geven geen degelijke tegenargumenten te hebben. Wie er wel op ingaat, wekt de indruk dat het creationisme een evenwaardige discussiepartner is.
Pas op met medische theorieën en therapieën
die niet voldoen aan de kritische toets van de wetenschap!
Er zijn vele andere voorbeelden van pseudocontroverses tussen theorieën. Wie niet alert is voor de verschillende mogelijke betekenissen van het begrip “theorie”, wordt makkelijk misleid. Dat geldt ook voor woorden zoals “complementair”, of “alternatief”. Die klinken onschuldig, aantrekkelijk zelfs. Wat kan er mis zijn met het aanbieden van “alternatieven”, zoals in het onderwijs of in de geneeskunde? Nog beter is “complementair”: het suggereert dat onze kennis onvolledig is, en wie kan er tegen zijn dat ze wordt aangevuld? Hoe meer gezichtspunten, hoe beter, toch? Niet altijd. Het is misleidend om medische theorieën en therapieën die niet voldoen aan de kritische toets van de wetenschap voor te stellen als “alternatief” of “complementair”.
Zoals reeds talloze keren is aangetoond, hebben bijvoorbeeld homeopathische middelen, behalve als placebo, geen enkel effect op een aandoening. Bijgevolg heeft het geen enkele zin om ze als alternatief aan te bieden en is het bedrieglijk om hier over “complementaire geneeskunde” te praten. Zoals creationisten vaak verwijzen naar controverses binnen de evolutiebiologie, om de indruk te wekken dat “de darwinisten” zelf twijfelen aan hun opvattingen, zo verwijzen “alternatieve genezers” voortdurend naar wat er zoals misloopt binnen de zogenaamde “klassieke” geneeskunde. Ook dit begrip is trouwens misleidend: er bestaat niet zoiets als de “klassieke” geneeskunde. Er is alleen maar meer of minder betrouwbare geneeskunde, en hoe meer de geneeskunde “evidence based” is, dat wil zeggen op onderzoek en bewijs is gebaseerd, hoe meer ze betrouwbaar zal zijn.
Uiteraard mislukken medische ingrepen soms, en er zijn wel degelijk problemen binnen de geneeskunde en de farmaceutische industrie. Maar om de Britse psychiater en wetenschapsjournalist Ben Goldacre te parafraseren: het is niet omdat er soms iets fout loopt in de luchtvaart, dat vliegende tapijten bestaan.
Literatuur
Boudry, M., Blancke, S. & Braeckman, J.: Irreducible Incoherence and Intelligent Design: A Look into the Conceptual Toolbox of a Pseudoscience (The Quarterly Review of Biology, 85, 4, pp. 473-482, 2010)
Braeckman, J.: Darwins moordbekentenis. De ontwikkeling van het denken van Charles Darwin (Nieuwezijds, 2001)
Brockman, J., ed.: Intelligent Thought. Science versus the Intelligent Design Movement (Vintage Books, 2006)
Chalmers, A.: Wat heet wetenschap (Boom, 1999)
Darwin, C.: De autobiografie van Charles Darwin (Uitgeverij Nieuwezijds, 2000)
Godfrey-Smith, P.: Theory and Reality. An Introduction to the Philosophy of Science (The University of Chicago Press, 2003)
Goldacre, B.: Bad Science (Fourth Estate, 2008)
Goldacre, B.: Bad Pharma (Fourth Estate, 2012)
Lewens, T.: The Meaning of Science (Pelican, 2015)
Numbers, R.: The Creationists. From Scientific Creationism to Intelligent Design (Harvard University Press, 2006)
Pennock, R.: Tower of Babel. The Evidence against the New Creationism (A Bradford Book, 1999)
Boeiend filosofisch betoog dat hier helemaal op zijn plaats is in het kader van de verschillen tussen de kennis over en de behandeling van aandoeningen die vooral vrouwen treffen en de ge- en bevestigde kennis van het mannenlichaam. Bij vrouwen “vermoeden” en “denken” artsen nog steeds meer dan ze bij mannen “weten”. Dit was een benadering vanuit een andere hoek, maar juist daarom zeker even waardevol en verhelderend.